1
Januari 1937.
gegane geldleeningen. Voor het Gasbedrijf waren de
afschrijvingen lager dan de aflossingen, zoodat uit
bedoelde bepaling voortvloeide, dat b.v. van dit be-
drijf reeds enkele jaren een aanmerkelijk bedrag extra
afgeschreven moest worden. In het algemeen hadden
wij hiertegen geen bezwaar. Nu echter het sluitend
maken der begrooting met meer zorgen gepaard gaat
en reserves voor belangrijke bedragen worden aange-
tast, zien wij er geen bezwaar in deze bepaling met
het oog op de bijzondere tijdsomstandigheden tijdelijk
buiten werking te stellen en dus de extra afschrijving
achterwege te laten. Hiermede komt een bedrag van
f 14.000.— beschikbaar voor gedeeltelijke dekking van
het tekort.
Een ander punt waaruit bezuiniging kan worden
verkregen is, de opheffing van de betrekking van bo-
ventaliige leerkradit bij het Lager Onderwijs. Het zal
dan echter noodig zijn, tot de betrokken school een
kweekeling met akte toe te laten, zooals dat elders
reeds veel gedaan is. Wanneer aan een kweekeling
een toelage van f 1000.per jaar wordt verleend, zal
het uit dezen maatregel voor de gemeente direct voort-
vloeiende voordeel op ongeveer f 1000.per jaar
kunnen worden gesteld.
Daarop volgt echter na één jaar het vervallen der
vergoeding aan de Bijzondere scholen van de wedden
van boventallige leerkrachten. De kosten per leerling
van het openbaar onderwijs stijgen door dezen maat-
regel, evenals de exploitatievergoeding aan de bijzon-
dere scholen. Het uiteindelijk voordeel ramen wij in
totaal op ongeveer f 4000.per jaar.
Door ons is voorts een onderzoek ingesteld naar
de vraag, in hoeverre bezuiniging mogelijk zou zijn
op de kosten van het Bijzonder voorbereidend Onder-
wijs, wanneer b.v. de leeftijdsgrens voor toelating op
4 jaar zou worden gesteld. Uit de ontvangen inlich-
tingen is ons echter gebleken, dat het aantal ieerlingen
beneden 4 jaar gering is, zoodat de scholen bij een
zoodanigen maatregel geen leerkracht zullen kunnen
missen. Wij meenen daarom van een herziening der
subsidie-voorwaarden te moeten afzien.
Wij hebben voorts gemeend enkele subsidiebedragen
te moeten verminderen, omdat wij van meening zijn
dat de financieele omstandigheden der vereenigingen
zich daartegen niet verzetten. Voorts zullen wij een