19
4 Maart 1937.
eensgezins-woonhuizen met hun aanhoorigheden wordetî
gesticht. In deze bestemming mag noch geheel noch ge-
deeltelijk eenige verandering worden gebracht.
De bebouwing van de in artikel 1 genoemde gronden
zal moeten geschieden overeenkomstig de bij deze ver-
ordening behoorende kaart, met dien verstande, dat wel'
minder, doch niet meer gebouwen ctan op de kaart staan
aangegeven, daarop tnogen worden gesticht.
In afwijking van hetgeen in artikel 2 is bepaald, kun-
nen Burgemeester en Wethouders toestaan, dat een
gebouw aan één zijde op korteren afstand van de zijde-
lingsche erfafscheiding wordt gebouwd dan op de kaart
staat aangegeven, mits de totale open ruirnte aan weers-
zijden van het gebouw ten minste gelijk is aan de sôtn
der op de kaart aangegeven zijdelingsche ruimten.
De onbebouvvd blijvende grond bij woonhuizen moet
als tuin aangelegd en behoorlijk onderhouden worden
ten genoegen van Burgemeester en Wethouders.
Overige onbebouwde gronden mogen niet als opslag-
terrein worden gebruikt of op zoodanige wijze in gebruik
zijn, dat gevaar, schade of hinder voor de omwonenden,
ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders, ver-
oorzaakt wordt.
Overtreding van de bepalingen dezer verordening
wordt gestraft tnet hechtenis van ten hoogste twee maan-
den of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden,
onverminderd de verplichting tot het onmiddeliijk doen
eindigen van de overtreding.
Gedaan ter openbare raadsvergadering van den
4 Maart' 1937.
Art. 2.
Art. 3.
Art. 4.
Art. 5.
De Voorzitter,.