132
4 Maart 1937.
nadrukkelijk afgesproken en uitgesproken, dat deze
f 1.50 noodig en bestemd was voor. wat extravoeding
en slijtage van kleeding en schoeisel tijdens het werken.
Bovendien mogen de tewerkgestelden behouden, wat
zij in de drie resteerende dagen weten te verdienen.
Daarop moet men zich niet blind staren, want dat
heeft in het algemeen over de geheele groep genomen
bitter weinig te beteekenen. Maar er is iets anders: Tij-
dens de beide kalenderweken, waarin de tewerkstelling
valt, wordt op den steun vanzelf niets gekort. Wie nu
wat gezinsinkomsten heeft, profiteert daar sterk van.
Van een gezin, waarin per week f 14.-gezinsinkomsten
zijn, wordt anders f 7.per week op den steun ge-
kort. Thans dus niets. Deze man ontvangt voor zijn
6 dagen werk in de zesdaagsche dus 2 X f 7 plus
2 X f 1.50, dat is bij elkaar f 17.meer dan wanneer
hij stempelt. Dat zijn de menschen, die bij den Wet-
houder komen soebatten en smeeken om bij de zes-
daagsche geplaatst te worden.
Maar de meeste werkloozen hebben geen of slechts
heel geringe gezinsinkomsten, en zij soebatten en
smeeken allerminst om werk als contra-praestatie.
Voor de gezinnen met gezinsinkomsten geeft de te-
werkstelling inderdaad wat lucht, wat verademing, maar
zij moest dat doen voor allen.
Nu is werkverschaffing een sociale maatregel. Maar
wat zien wij hierdoor? Dat de gezinnen, waar bij alle
narigheid toch elke week door de gezinsinkomsten wat
meer binnenkomt dan alleen de steun, het meest ge-
baat zijn en de gezinnen, die er het slechtst aan toe
zijn omdat zij alleen den steun hebben, het minst ge-
baat worden.
Dat alles geeft aan onze werkverschaffing, die een
sociale maatregel bedoelt te zijn, juist een anti-sociale
tendenz.
Spreker hoopt den Wethouder en met hem den Raad
hierdoor duidelijk te hebben gemaakt, dat de Wethou-
der gelijk heeft, als hij zegt dat de werkloozen hem
om de zesdaagsche soebatten en smeeken, maar dat
hij ongelijk heeft, als hij daaruit concludeert, dat onze
werkverschaffing dus voor allen goed zou zijn. Terwijl
een uitvoering, zooals spreker die zou wenschen, ên
voor deze soebattende menschen ên voor de anderen
gelijk op, voordeeliger zou zijn. Terwijl, spreker heeft
daarop ook bij de begrooting gewezen, ook de win-