36
1 April 1937.
3e WIJZIGING AMBTENAREN-REGLEMENT.
AAN DEN RAAD.
Bij de tvveede wijziging van het Ambtenaren-regle-
ment zijn o.m. enkele bepalingen opgenomen omtrent
het ontslag van vrouwelijke ambtenaren bij huwelijk
en wanneer deze in concubinaat gaan leven. Gedepu-
teerde Staten dezer provincie hebben ons namens den
Minister van Binnenlandsche Zaken verzocht, te be-
vorderen, dat het Ambtenaren-reglement in overeen-
stemming wordt gebracht met het Aigemeen Rijks-
ambtenaren-reglemenl, voor zoover betreft het niet
benoemen van gehuwde vrouwen. Teneinde aan dit
verzoek te voldoen, stellen wij U voor in artikel 10
van het Ambtenaren-reglement een nieuw lid op te
nemen.
Verder hebben Gedeputeerde Staten te onzer ken-
nis gebracht een brief van den Pensioenraad, waarin
bezwaar wordt gemaakt tegen uitreiking van aanstel-
lingen met terugwerkende kracht en waarin verzocht
wordt geen bepalingen van deze strekking in de
reglementen op te nemen of, oin bij eventueele wij-
ziging van de betrokken verordeningen, welke reeds
bepalingen in vorenbedoelden zin bevatten, deze be-
palingen te doen vervallen. Naar aanleiding hiervan
deelen wij U mede, dat artikel 13 van het Ambtenaren-
regleinent, betrekking hebbende op de aanneming van
ambtenaren op arbeidsovereenkomst, bepaalt, dat,
wanneer iemand, inet wien een burgerrechtelijke over-
eenkomst is gesloten, gedurende een tijdsverloop van
meer dan twee jaren onafgebroken met verschillende
werkzaamheden is belast, aan hem alsnog een aan-
stelling in tijdelijken dienst wordt uitgereikt, gerekend
met ingang van den dag, waarop de arbeidsovereen-
komst is aangevangen.
Fegen dit laatste bestaat dus bij den Pensioenraad
bezwaar, omdat dit zou beteekenen een wijziging met
terugwerkende kracht in den feitelijken rechtstoestand,
welke voor de toepassing van de Pensioenwet niet
kan worden aanvaard.
In verband daarmede stellen wij U voor, de aange-
haalde woorden te laten vervallen, waardoor het ech-