125
28 December 1937.
Op de kosten van aanschaffing van schoolboeken,
leer- en hulpmiddelen is hierbij in mindering gebracht
voor het U.L.O. een bedrag van f 517,59, wegens kosten
van eerste aanschaffing van boeken en leermiddelen.
Als grondslag voor de berekening van de gemiddelde
kosten per leerling geldt het gemiddelde van het aantal
leerlingen op de bekende teldata in 1935. Dit bedraagt
voor de openbare scholen voor gewoon L.O. 678% en
voor de openbare U.L.O. school 169%.
De gemiddelde kosten per leerling bedroegen der-
halve over 1935:
a. voor de openbare scholen voor gewoon L.O.
f 9224,63 678% f 13,59;
b. voor de openbare U.L.O. school f 2830,69 169%
f 16,68.
Evenals bij de vaststelling der vergoeding over voor-
gaande jaren zouden wij deze bedragen met f 0.50 per
leerling willen verhoogen voor administratiekosten,
welke niet nauwkeurig uit de gemeenterekening zijn af
te leiden.
De gemiddelde kosten per leerling worden daardoor:
a. voor de openbare scholen voor gewoon L.O.
f 14,09 en
b. voor de openbare U.L.O. school f 17,18.
Wij stellen U voor, deze kosten aldus te bepalen en
de aan de schoolbesturen toekomende vergoedingen
met inachtneming van deze cijfers vast te stellen.
Tevens is ten behoeve van verschillende bijzondere
scholen de vergoeding gevraagd als bedoeld in het
negende lid van art. 107 van genoemde wet, omdat in
1935 aan die scholen vakonderwijzers werkzaam zijn
geweest.
Voor de bijzondere scholen voor gewoon lager onder-
wijs kan die vergoeding worden toegekend tot een
maximum bedrag van f 300,56, omdat in 1934 aan de
openbare scholen voor gewoon lager onderwijs les îs
o-egeven gedurende 104 uren per school, terwiji de kos-
ten van dat onderwijs in 1935 per lesuur hebben be-
dragen f 2,89.
Dit bedrag van f 2,89 is verkregen door de kosten