128
28 December 1937.
VERORDENING INZAKE HET IN EXPLOITATIE
BRENGEN VAN BOUWGROND DOOR
PARTICULIEREN.
AAN DEN RAAD.
Gevolg gevende aan een aanschrijving van den
Minister van Sociale Zaken, hebben Gedeputeerde
Staten der onderscheidene provinciën zich tot de
gemeentebesturen gewend met het verzoek te willen
bevorderen, dat in gemeenten, waar zoodanige regeling
tot dusver ontbrak of aan de exploitanten van bouw-
gronden onvoldoende zekerheid werd geboden met
betrekking tot het in exploitatie brengen van bouw-
terrein door particulieren, krachtens artikel 168 der
Gemeentewet, regelen c. q. nadere regelen zouden
worden vastgesteld.
De vaststelling van deze regelen houdt verband met
het bepaalde in artikel 92a der Onteigeningswet, waarin
imperatief wordt voorgeschreven, dat bij de bepaling
van de waarde van grond als bouwgrond, rekening
wordt gehouden met de in de gemeente geldende
regelen, betreffende afstand van grond voor openbare
verkeerswegen, alsmede betreffende kosten van hetgeen
noodig is om grond voor bebouwing naar de plaatse-
lijke voorschriften gereed te maken.
Afgezien van het rechtsbelang, is het voorts wen-
schelijk, dat de exploitanten zullen weten waar zij
aan toe zijn, omdat dit voor een goede uitoefening
van hun bedrijf noodig is. Daartoe zullen zij dus aan
de hand van publieke normen, althans bij benadering
moeten kunnen nagaan, hoeveel grond zij eventueel
kosteloos moeten afstaan en welke kosten zij zouden
moeten betalen om tot bouwen te kunnen komen.
Het is duidelijk, dat door het in het leven roepen
van een stelsel van dergelijke publieke regelen, een
vastere basis wordt geschapen voor het berekenen
van de waarde van bouwterreinen. Imrners de kosten,
welke aan de exploitatie zullen zijn verbonden, zijn
uit de regelen af te leiden, mede in verband met de
eischen, welke daarin aan grondexploitanten worden
gesteld. Derhalve zullen deze exploitanten bij den
aankoop van gronden rekening houden met de kosten,