25 Februari 1938.
93
De heer De Tello blijft bezwaar maken tegen het
beleid van Burgemeester en Wethouders, omdat de
Raad zich destijds principieel heeft uitgesproken voor
het versterken van den invloed van het gemeentebe-
stuur in het bestuur van Maatschappelijk Hulpbetoon
bij eventueele vacatures. Waarom is daartoe thans niet
de eerste stap gezet? De heer Jonckbloedt, zegt spre-
ker, is tenslotte siechts een adviseerend lid. Naar
aanleiding van de opmerkingen van den Voorzitter
over de vertegenwoordiging van de verschillende
groepen in het bestuur, zou spreker de vraag willen
stellen of daarbij dan ook niet eens gedacht is aan
spreker's fractie, die in deze tak van maatschappelijke
bemoeiïng hoegenaamd geen invloed heeft en ten
eeuwigen dage nimmer zal krijgen, als geen wijziging
wordt aangebracht in de thans gevolgde gedragslijn.
De S. D.A. P., die in dit opzicht zichzelf soberheid
heeft opgelegd, in de verwachting dat met haar billijke
verlangens te dien opzichte rekening zou worden ge-
houden, neemt daarmede geen genoegen. Wenscht inen
dien invloed niet, laat men dit dan ronduit zeggen.
Spreker had wel gedacht dat men aan zijn fractie
dien invloed wilde toekennen, omdat zij het wel tot
no. 2 van de voordracht heeft gebracht en daarin de
verwachting lag opgesloten, dat zij het tergelegenertijd
tot no. 1 zou brengen. Daarom is hij over deze voor-
dracht pijnlijk gestemd. De sociaal-deinocraten wen-
schen nu eenmaal niet ten eeuwigen dage als circus-
paardjes te fungeeren. In de laatste 3 jaren bestaan
bijna geen klachten meer over de werkverschaffing.
Spreker zou datzelfde ook graag willen zeggen over
Maatschappelijk Hulpbetoon. Qaarne zou spreker dan
ook uit den mond van den Voorzitter willen vernemen
of hij bereid is, tegelegenertijd met de wenschen van
spreker rekening te houden.
De heer Jonckbloedt ziet geenszins de noodzake-
lijkheid in, oin een raadslid in het bestuur van Maat-
schappelijk Hulpbetoon te benoemen. Als men in het
bestuur, zooals dat thans het geval is, menschen heeft
zilten die tijd en liefde bezitten om liun werk ten
bate van de armen te verrichten, dan is het toch wer-
kelijk niet noodîg, om daarmede de raadsleden te be-
lasten. Het is waar dat de gedelegeerde slechts een
adviseerende stem heeft, doch anderzijds is het hem