6 Januari 1939.
RETRIBUTIEGELDVERORDENING.
AAN DEN RAAD.
In Uwe vergadering van 22 September 1938 werd
een wijziging gebracht in de verordening op de heffing
van het Retributiegeld, zulks in verband met het U
bekende arrest van den Hoogen Raad van 8 Juni 1938
Deze wijziging beperkte zich to.t een herziening van
het metig verklaarde artikel.
Tegen de voorgestelde wijziging bestaat bij het De^
partement van Binnenlandsche Zaken geen bezwaar;
echter wel tegen meerdere, vroeger goedgekeurde
bepalingen, die naar het oordeel van het Departement
thans ook getoetst moeten worden aan art. 37 der Mid-
delbaar Onderwijswet, omdat onze retributiegeldveror-
dening volgens dit arresi naar haar aard is een heffinq
van schoolgeld.
Wjj stelden ons op het standpunt, dat alleen de rech-
ter zich over de al- of niet-nietigheid van de overige
bepalingen der goedgekeurde verordening had uit te
spreken, zoodat wij nadere informaties hebben inge^
wonnen bij het Departement, waar ons is medegedeeld
dat, indien niet aan den wensch der regeering zou wor-
den tegemoetgekomen, de wijzigingsverordening niet
voor goedkeuring in aanmerking komt.
De belangrijke punten, waarover het hier gaat, zijn
de volgende:
Volgens onze verordening is voor elken leerling een
minimum-schoolgeld verschuldigd van f 30.
d c ^0r wet eischt van een gemeente, die
een H.B.S. in stand houdt (wij hebben steeds ontkend,
dat dit in Heemstede het geval was) opneming in de
verordening van een hoofdsom beneden welke geen
schoolgeld is verschuldigd, zoodat van de minst draag^
krachtigen geen retributiegeld meer maq worden qe-<
heven. a
Het tarief is nu zoodanig ingericht. dat aan de wet
wordt voldaan.
Nu onze retributiegeld-regeling volledig moet wor-
den beschouwd als een schoolgeldverordening, moet ook
de bestaande korting op het schoolgeld voor het gelijk-
tijdig schoolbezoek door leerlingen uit één gezin worden