24
6 Januari 1939.
eenige jaren geleden in dezen Raad, dat deze noodza-
kelijkheid was aangetoond. De noodzakelijkheid n.l.
van aanvulling van voorbereidend onderwijs en van
financieele gelijkstelling van het bestaande bijzondere.
Hij verzette zich niet tegen een beginselbesluit. Maar
daarbij zag hij het voornaamste over het hoofd, n.l. dat
allereerst moet worden uitgeinaakt of het voorberei-
dend onderwijs op zichzelf, taak der gemeente was. A1
het vooi bereidend onderwijs dus. Deze vraag was door
deze gemeente jaren terug bevestigend beantwoord,
doordat subsidie, als tegemoetkoming in de exploitatie-
kosten, aan drie bijzondere scholen werd verleend.
Want ook een subsidieverleening is een erkenning van
het bestaan van een overheidstaak. Spreker is thans
tot de overtuiging gekomen, dat voorbereidend onder-
wijs geen overheidstaak is, niet direct, maar ook niet
indirect. De aard van dit onderwijs is geen onderricht
voor toekomstige maatschappelijke werkkring, is
geen noodzakelijke toerusting voor het daarop volgend
lager onderwijs, en geen onmisbaar onderdeel van op-
voeding.
Met het veranderen van den naam bewaarschool in
school voor voorbereidend onderwijs, heeft men het
kind een naam gegeven, die het ten onrechte draagt.
Want de leeftijd der kleuters en de inzichtén der ouders
daaromtrent verhinderen dat deze scholen tot onder-
wijsinstellingen worden gemaakt. Wat er wel met die
peuters wordt gedaan en aan hen wordt geleerd, be-
hoort naar het inzicht der ouders zelf, tot hun eigen
taak als opvoeders en zij roepen daarvoor een school
voor voorbereidend onderwijs in het leven..
Een deel der ouders echter wijst het absoluuut af, dat
die taak wordt overgenomen door een instituut, geleid
door vreemden. Deze ouders wijzen de school af en
houden welbewust het kind in de beslotenheid van het
gezin, tot aan den leerplichtigen leeftijd. Er is dus groot
verschil van meening, veel sterker dan bij lager onder-
wijs, dat dan ook verplichtend gesteld is, al is huis-
onderwijs nog toegelaten. De overheid moet zich bij het
bestaan van twijfel ook hier onthouden. Gelijk de des-
kundige wetgever tot dusver deed en... wellicht niet
alléén om financiëele redenen, voorloopig zal blijven
doen.
Het voor ons liggende voorstel stelt ons, misschien
onbedoeld, voor de vraag of plaatselijk de overheid des