6 Januari 1939.
63
in een gemeente ais Heemstede wel eens moeilijk zal
zijn geschikte werkverschaffingsobjecten te vinden.
Naar spreker veronderstelt, zijn alle leden de nieuwe
bepalingen bekend omtrent de steunregeling, uitgaande
van den Minister van Sociale Zaken, waarbij wordt ge-
regeld, dat belooning, ontvangen voor huishoudelijk
werk, bij de vaststelling van den steun buiten beschou-
wing blijft. Spreker acht het overbodig hier de motieven
te noemen, die ongetwijfeld tot het nemen van deze
maatregelen hebben geleid. Het is, volgens hem, dui-
delijk, dat de bedoeling hieraan ten grondslag ligt, dat
de vrouw haar werkkracht meer en meer in dienst van
het gezin zal stellen.
Spreker apprecieert het ten zeerste, dat op de be-
grooting 3.000.is uitgetrokken voor tewerkstelling
van jeugdige werkloozen, doch zal gaarne bij de
artikelsgewijze behandeling van de begrooting enkele
kanten van dit punt nader bespreken.
De heer van Lent constateert, dat door de bij deze
begrootingsbehandeling gevolgde methode om de voor-
stellen vôör de begrooting te laten behandelen en niet
bij de desbetreffende hoofdstukken, de eigenaardige
situatie ontstaat, dat alle leden van den Raad aan de
Algemeene Beschouwingen deelnemen.
Gaarne zal hij, inede nainens een gedeelte van zijn
fractie enkele opmerkingen maken over het voorstel
inzake het voorbereidend onderwijs.
Toen de heer Disselkoen in een vergadering van de
Onderwijsconnnissie de vraag aan de orde stelde, hoe
sprekers fractie tegenover een mogelijk voorstel tot het
instellen van openbaar voorbereidend onderwijs stond,
waarbij om practische redenen de gelijkstelling van
voorbereidend bijzonder onderwijs geleidelijk zou wor-
den ingevoerd, heeft spreker zich daarover niet uitge-
laten, omdat hij dit eens nader wilde bezien.
Thans wil hij wel verklaren, en dit mede namens een
gedeelte van zijn fractie, dat deze met dit voorstel ac-
coord kan gaan.
De mededeeling van den heer Disselkoen, in de och-
tendvergadering gedaan, dat hij een eventueel amende-
ment tot directe invoering van de gelijkstelling wel
wilde steunen, zal voor spreker geen aanleiding zijn
om een desbetreffend amendement in te dienen, omdat
hij in het raam van deze begrooting daarin groote moei-