6 Januari 1939.
73
spaard", maar dat is niet waar, want van deze reserve
is een gedeelte van pl.m. f 350.000.ontstaan uit uit-
keeringen van de gemeente Haarlem. Dit zijn dus
toevallige inkomsten als gevolg van de annexatie. Waar
ook nu in de wereld alles nog lang niet ,,couleur de
rose" is en er van die heele reserve nog maar een
f 35.000.over zijn, kan een waarschuwing op finan-
cieel gebied toch waarlijk geen overdreven pessimisme
genoemd worden, doch juister voorzichtigheid. Spreker
vond het noodig deze opmerking te maken, na de uit-
lating van den heer Kromhout dat nog wel voorzichtig-
heid,°doch niet meer de uiterste voorzichtigheid geboden
was.
Nog wil spreker een kort woord zeggen înzake zijn
standpunt ten opzichte van het voorbereidend openbaar
onderwijs. Spreker is daarvôör, dat is bekend.
Bij de in 1935 daarover gehouden discussies is ge-
bleken, dat de burgerij hiervoor zeer weinig belangstel-
ling had. Spreker wil nu dan ook in geen geval zonder
onderzoek overgaan tot instelling van openbaar voor-
bereidend onderwijs.
Wordt het voorstel van den heer Rijkes aangenomen en
blijkt, dat er wël behoefte en animo bestaat, dan is
spreker zeker voorstander van invoering. Op cijfers van
toen wil spreker echter nu niet afgaan, vandaai dat hij
het voorstel van den heer Rijkes zou willen aanbevelen.
Geheel eens is spreker het met Burgemeester en Wet-
houders, waar deze protesteeren tegen het door den heer
Disselkoen geuite gebrek aan waardeering voor de taak
van Burgemeester en Wethouders. Dat de gemeente
Heemstede een achterlijke gemeente zou zijn, wil er
bij hem niet in. Wij hebben behoorlijke tarieven, betere
werkloozenzorg dan verreweg de meeste gemeenten, goe-
de armenzorg. Dr. Droog heeft met zijn badhuis, zwem-
vijvers, gezondheidshuis en met zijn werkzaamheden tei
verhooging van het aesthetisch schoon steeds den raad
mee kunnen krijgen. Dit pleit voor beiden, zoowel voor
den wethouder als voor den raad.
Spreker wil dus den aanval op sociaal en aesthetisch
gebied pertinent van de hand wijzen; achterlijkheid (al
is misschien dit rechtstreeksche woord niet gebruikt)
mag Heemstede niet verweten worden.
De heer Disselkoen acht het goed om, na de woorden
van den voorzitter en van den heer van Unen, te begin-