6 Januari 1939.
99
ker is zeker vöör behoorlijk onderhoud. Indien dit was
geschied, zou het plantsoen er heel anders uitzien en
zouden nu, met een paar honderd gulden extra kosten,
wat meer bloemen aan te brengen zijn. Thans wil men
blijkbaar de aanwezige boompjes en bloeiende struiken
eenvoudig gaan rooien, alles opnieuw omspitten en een
geheel nieuwe beplanting aanbrengen, hetgeen dan een
paar duizend gulden gaat kosten.
Spreker is van oordeel dat, indien men op deze wijze
voortgaat, men over eenige jaren voor hetzelfde feit
gesteld wordt. Het gaat hier niet enkel om de hoogere
kosten in deze, doch orn de ondoordachte wijze, waarop
bij dezen dienst met het geld wordt omgesprongen en
dan in een tijd, dat men moet bezuinigen. Eerst wordt
een plantsoen aangelegd met boomen en heesters en
als deze dan over eenige jaren eerst recht tot wasdom
komen, wordt maar weer alles gerooid en gereorgani-
seerd, omdat de zaak intusschen grondig verwaarloosd
is. Tegen deze wijze van handelen moet spreker ernstig
protesteeren; hij vindt dit ongehoord.
Waar meerdere bewoners verklaren geen bezwaar te
hebben tegen het behoud van de boompjes, die op rui-
men afstand van hun huizen aan de overzijde van den
weg staan, zou spreker dan ook willen adviseeren tot
het&behoorlijk snoeien van de bestaande boompjes en
door het aanbrengen van gras en bloemen het plantsoen
een beter aanzien te geven, waarmede dan z.i. onge-
veer f 500.zouden heengaan.
Zijn voorstel is dan ook, om het geraamde bedrag
van f 1.950,— op f 500.— terug te brengen.
De heer Dr. Droog, Wethouder, zegt, dat het plant-
soen veel te dicht is gegroeid. De verbetering is al lang
in de pen, doch werd steeds uitgesteld.
De heer van der Erf wenscht het door Dr. Droog ge-
sprokene aan te vullen, door erop te wijzen, dat de
hoofdoorzaak van de reorganisatie is geweest het ver-
keersvraagstuk, omdat door de tot op de kruispunten
der wegen doorgevoerde houtbeplanting, het uitzicht
niet vrij was, wat herhaaldelijk ongelukken veroorzaakt
heeft.
De heer Dr. Droog, Wethouder, vindt het jammer, dat
de heer Audretsch niet in de plantsoenencommissie zit.
Hij had dan zijn bezwaren eerder naar voren kunnen
brengen.