25
2 Maart 1939.
voor de belastingschuldigen overeenkomstig art. 63, lid
4 sub b. der Lager Onderwijswet 1920 vastgestelde
totaal bedrag van de hoofdsommen over een vol jaar
der gemeentefonds- en vermogensbelasting over het be-
lastingjaar waarin de diensten der gemeente een aan-
vang namen.
Indien meerdere personen, tot één gezin behoorend,
in één perceel satnenwonen, wordt voor de hierna te
noemen berekening van het recht het gezamenlijk bedrag
der hoofdsommen van deze personen als maatstaf ge-
nomen.
Bij gebreke van deze gegevens wordt het recht voor-
loopig geregeld naar den aanslag in het laatstverloopen
belastingjaar. Zoodra de aanslag voor het loopende be-'
lastingjaar definitief bekend is geworden, wordt het te
veel betaalde terstond terugbetaald en een eventueel te
weinig geheven bedrag bij suppletoiren aanslag opge-
legd; dit laatste uiterlijk binnen drie jaren nadat de
belastingplicht is ontstaan.
Art. 4.
Het recht bedraagt bij een gemengde hoofdsom van:
8,of meer, doch minder dan 20,
van de onder artikel 1 genoemde kosten, die voor de
berekening van dit tarief worden gesteld:
avoor kosten van vervoer per ziekenauto
per rit op 8.—
b. per gewone auto 0,75, verhoogd met
/0.10 per K.M. voor een afstand boven
2 K.M- 2,5fr-
c. voor onderzoek per persoon en p. keer op 2.50
dvoor afzondering en/of verpleging, per
etmaal of gedeelte daarvan op 4.50
Het door de gemeente in rekening te
brengen tarief zal niet uitgaan boven het
tarief van de laagste klasse der zieken-
10%
20
yy yy yy yy yy
36,—
15%
yy ^Ôy
50
OU,
25%
50
xJ\S,
66,—
40%
ty
80,
60%
OA
yy
96,—
80%
96,—
100%