2 Maart 1939.
VII. Na artikel 36 wordt een nieuw artikel 36a inge-
voegd, luidende:
„1. Een geneeskundig onderzoek kan mede wor-
den ingesteld ten aanzien van een ambtenaar, die
niet wegens ziekte buiten dienst is, maar van wien
nochtans op goede gronden wordt verondersteid,
dat zijn lichamelijke of geestelijke toestand een be-
letsel vornrt om zijn dienst naar behooren te ver-
richten.
2. Blijkt bij het onderzoek, dat zoodanige dienst-
verrichting is uitgesloten, dau heeft de betrokkene,
indien hij op grond van den uitslag van het genees--
kundig onderzoek buiten dienst wordt gesteld, aan-
spraak op uitbetaling van bezoldiging volgens arti-
kel 33, tot aan den dag van ingang van het ont-
slag."
VIII. Artikel 37, le lid, wordt gelezen als volgt:
„1. Den ambtenaar, van wien op grond van den uit-
slag van het geneeskundig onderzoek bedoeld in
de artikelen 36 en 36a blijkt, dat diensthervatting
is uitgesloten, of dat zijn lichamelijke of geeste-
lijke toestand een beletsel vormt om zijn dienst
naar behooren te verrichten, terwijl hij door den
Pensioenraad nog wel geschikt geacht wordt zijn
werkzaamheden te verrichten, zal, indien de ter-
mijn, genoemd in artikel 33, eerste lid, is verstre-
ken, ontslag worden verleend, zoo de verklaring
van den geneeskundige wordt bevestigd door een
commissie van drie geneesheeren."
IX. Aan artikel 39, le lid, wordt toegevoegd:
„De kosten van dit onderzoek komen ten laste
van de gemeente."
X. In artikel 41, le lid, worden de woorden: ,,dan
worden door Burgemeester en Wethouders enz."
tot aan het slot van dit lid gelezen:
„dan worden voor een nieuw onderzoek drie an-
dere geneeskundigen aangewezen en wel twee door
Burgemeester en Wethouders en één door den be-
trokken ambtenaar. De ambtenaar is in dit geval
verplicht zijn bezwaar, onder overlegging van eene