2 Maart 1939.
131
meent dat het aantal te bouwen huizen op den be-
doelden grond niet wordt vermeerderd.
De heer Voors wijst er op, dat er één huis meer
geprojecteerd wordt.
De heer Van Unen is er voor, uit deferentie voor
de Plantsoenen-Commissie, dit voorstel aan te houden.
Spreker wil aan de mooie daad van den eigenaar van
den grond niets afdoen, doch hij is van meening, dat
de eigenaar niet uit puur plezier den grond zal af-
staan, doch daarin ook voordeel ziet.
De heer Meeuwenoord vraagt of, als het voorstel
nu aan de Plantsoenen-Commissie om advies wordt
gezonden en deze Commissie met dit voorstel niet
accoord gaat, er geen kans bestaat, dat dit voorstel
niet in den Raad' terugkomt, ondanks dat de Com-
missie voor Openbare Werken zich er mede kon ver-
eenigen.
De Voorzitter zegt, dat de Plantsoenen-Commissie
aan Burgemeester en Wethouders adviseert en dat deze
de zaak weer in den Raad brengen.
De heer Dr. Droog, Wethouder, merkt nogmaals op,
dat het pian toch is, orn de wijze van aanleg van het
plantsoen in de Plantsoenen-Commissie te brengen.
De heer Rijkes is van meening, dat als de heeren,
die in de Plantsoenen-Commissie zitting hebben, nu
verklaarden dat zij het met het voorstel van Burge-
meester en Wethouders eens zijn, het een andergeval
zou worden en er dan geen aanleiding zou bestaan
dit voorstel aan te houden.
De Voorzitter acht het juister het voorstel van den
heer Kromhout de waarde toe te kennen die het be-
teekent.
Spreker brengt vervolgens het voorstel van den heer
Kromhout, om dit agendapunt aan te houden, welk
voorstel door de heeren Rijkes en Disselkoen wordt
ondersteund, in stemming. Het wordt aangenomen met
8—6 stemmen.
Voor het voorstel stemden de heeren Kromhout,
Rijkes, Van Unen, Van der Erf, Van der Linden, Mr.
von Meyenfeldt, Voors en Disselkoen.
Tegen het voorstel stemden de heeren Jonckbloedt,