2 Maart 1939.
137
menten heeft men te maken met de Overheid als
werkgeefster en de verhouding tusschen de Overheid
als werkgeefster tot haar personeel. Wat nu ook,
aldus spreker, de verplichtingen mogen zijn van de
geheele bevolking krachtens de luchtbeschermingswet,
dat alles kan geen grondslag zijn om zonder meer
nieuwe verplichtingen op te leggen aan het gemeente-
personeel. En dit te minder waar de verplichtingen
voor het gemeentepersoneel, zooals ze in deze bepa-
lingen worden neergelegd, ver uitgaan boven de alge-
meene verplichtingen voor de geheele bevolking.
Allereerst wat de tijd betreft. De bevolking heeft în
September een avond medewerking moeten verleenen
aan een oefening en binnenkort zal dat weer eens een
keer moeten gebeuren. En in het najaar misschien nog
eens. Leden van het gemeentepersoneel echter hebben
heel andere verplichtingen, die heel wat meer tijd
kosten. Ze moeten verschillende cursussen volgen enz.
enz. kortom ze moeten véél meer tijd hiervoor be-
schikbaar stellen. Spreker ziet geen reden en nog
minder ziet hij de billijkheid om dit alles zonder meer
en zonder vergoeding op te leggen.
ln de eerste plaats zou spreker daarom graag de
toezegging van Burgemeester en Wethouders hebben,
dat alle oefeningen en cursussen van het personeel,
werkzaam aan een gemeentebedrijf of een gemeente-
dienst en strekkende tot de bescherming van dat be-
drijf of van dien dienst, in den diensttijd gehouden
zullen worden. Dat wordt, volgens spreker, ook elders
zoo toegepast en kan dus ook hier.
Daarnaast meent spreker, dat ook voor andere spe-
ciale opleidingen en speciale oefeningen de daaraan
bestede tijd als diensttijd moet worden aangemerkt.
Deze behoeft niet als overwerk betaald te worden,
maar moet in tijd vergolden worden. Het stempelen
van deze werkzaamheden tot dienst, dus de opname
van het nieuwe artikel lla in het Werkliedenreglement
stelt z.i. artikel 14, 3e lid, niet buiten werking, maar
spreker zal daarvan gaarne de bevestiging van Bur-
gemeester en Wethouders vernemen.
Voorts moet spreker de opmerking van het hart,
dat hij de noodzaak van al deze bepalingen eigenlijk
niet goed inziet. De Luchtbeschermingswet zal pas
reëelen zin krijgen in geval van oorlog, d. w.z. bij een
algemeene mobilisatie. Dan zullen dus niet alleen de