138
2 Maart 1939.
gewone, maar ook alle buitengewone dienstplichtigen
onder de wapenen zijn. Reeds van het nu bestaande
personeel zullen er maar weinig tusschen de 18 en
de 45 jaar thuis kunnen blijven. De laatste vergroo-
ting van het contingent dienstplichtigen maakt, dat
voortaan vrijlotingen en vrijstellingen wegens broeder-
dienst practisch niet meer zullen voorkoinen, m.a.w.
steeds meer zal het personeel uit personen gaan be-
staan, die allen tot aan den 45-jarigen leeftijd nimmer
aan de werkelijke luchtbescherming zullen deelnemen.
Waarom dan, vraagt spreker, toch aan deze menschen de
verplichting tot deelname aan cursussen e. d. opgelegd?
Deze vraag acht spreker van te meer belang, omdat
men tegen deze werkzaamheden ook gewetensbezwaren
kan hebben. Persoonlijk is spreker van oordeel, dat
de passieve luchtbescherming een noodzakelijkheid is,
die zelfs met de militaire landsverdediging niets heeft
uit te staan en dus heelemaal niets te doen heeft met
militairisme in z'n ongunstigste beteekenis. Maar niet
iedereen denkt er zoo over. Er zijn alleszins respectabele
menschen, die ook tegen arbeid, verband houdende
met de passieve luchtbescherming, gewetensbezwaren
hebben. Zulke menschen kunnen er, volgens spreker,
ook zijn onder het gemeentepersoneel. Achten Burge-
meester en Wethouders het juist, vraagt spreker, zulke
menschen, die hun functie hebben aanvaard zonder
deze verplichting, nu daartoe wel te verplichten. Want
ook hierbij is een groot onderscheid tusschen de
burgerbevolking en het gemeentepersoneel. Wie op
grond van gewetensbezwaren weigert gevolg te geven
aan de algemeene voorschriften, stelt zich aan een
boete en hoogstens aan een hechtenis bloot. Maar het
gemeentepersoneel stelt zich dan bioot aan ontslag.
Spreker is van oordeel, dat dit veel te ver gaat.
Spreker zal zijn stem over deze voorstellen dan ook
afhankelijk moeten stellen van de nadere mededee-
lingen en toezeggingen, die Burgemeester en Wethou-
ders over een en ander zullen doen.
Wat de door den heer Van der Linden aangesneden
kwestie betreft, is ook spreker van oordeel, dat de
bepaiing van twaalf uur te kort is. Er is z. i. geen
bezwaar tegen dat dit geregeld wordt in de Bijzon-
dere Voorschriften, mits Burgemeester en Wethouders
toezeggen den termijn op 48 uur te zullen vaststellen.
Hij is deze meening ook nog toegedaan na kennis-