2 Maart 1939.
143
luchtbescherming vrijwillig, doch het gemeentepersoneel
wordt hiertoe verplicht. Dit is, volgens spreker, heel
wat anders, omdat, als een werkman een oefening of
cursus niet kan bijwonen, hij toch moet komen. De
Wethouder zegt nu wel, dat het deelnemen aan oefe-
ningen e.d. wel dienst is maar geen diensttijd en dat
art. 14 van het Werkliedenreglement hierop niet van
toepassing is. Spreker ziet dat niet in en acht het
principe niet juist.
Spreker is verder van meening, dat bij oorlogsgevaar
geen luchtaanvallen te vreezen zijn. Bij oorlog natuurlijk
wel. In dit geval zullen echter ook de buitengewone
dienstplichtigen tot 45 jaar onder de wapenen worden
geroepen, terwijl de niet-dienstplichtigen, zeer zeker
opnieuw gekeurd zullen worden. Spreker vraagt de
positieve verklaring, dat de luchtbeschermingsdienst
gebaseerd is op het niet meeteilen van menschen die
in tijd van oorlog niet in de gemeente zullen zijn.
De Voorzitter merkt op, dat niet allen direct op
behoeven te komen.
De heer Disselkoen antwoordt, dat dit misschien
een kwestie van enkele weken zal zijn.
De Voorzitter zegt, dat er onder het gemeente-
personeel niet zooveel personen zijn die in tijd van
oorlog moeten opkomen. Het opleiden van hen voor
den luchtbeschermingsdienst heeft dit voor, dat er
onder hen misschien weer zijn, die geschikt zijn om
instructie aan anderen te geven. Als er geen nrannen
meer over zijn, dan zal een beroep op de vrouwen
moeten worden gedaan. Vooral voor de ongetrouwde
vrouwen zal, als het meenens wordt, een taak zijn
weggelegd. Spreker is van meening, dat begonnen
moet worden met de mannen die den eersten tijd
beschikbaar zijn. Deze kunnen dan weer anderen op-
leiden. Zoodoende hebben zij hun diensten weer be-
wezen voor dat ze zullen zijn opgeroepen in tijden
van oorlog.
De heer Disselkoen wil, naar aanleiding van het
door den heer Van der Erf gesprokene over gewetens-
bezwaren, hem trachten duidelijk te maken, dat gewe-
tensbezwaren uit het geweten voortkomen. Spreker
heeft ze zelf niet, maar hij werpt zich ook niet op
als beoordeelaar om voor een ander uit te inaken of