144
2 Maart 1939.
hij al dan niet gewetensbezwaren zal hebben. Spreker
betreurt het, dat de Voorzitter den heer Van der Erf
in diens standpunt heeft gesteund. Hij vindt het uit-
spreken van een subjectief oordeel over anderen, vol-
komen onjuist.
De Voorzitter acht het een uitermate gevaarlijke
redeneering om te veronderstellen, dat er menschen.
zijn die in geweten bezwaren zouden hebben om hun
evenmensch bij te staan.
De heer Dr. Droog, Wethouder, heeft eens gehoord
van iemand die bezwaar had om belasting te betalen..
De heer Disselkoen vindt dit niet den toon, om
een ernstig onderwerp te behandelen.
De heer Dr. Droog, Wethouder, merkt op, dat dit
volkomen ernst is en vervolgt, dat die persoon er
bezwaar tegen had, omdat z.i. het geld slecht besteecf
werd Hij wenschte daarom de belasting te ontduiken.
Spreker is van meening, dat een verstandig mensch
met een dergelijk bezwaar toch geen rekening zal
houden. in de Commissie voor het Georganiseerd
Overleg is ook door de organisaties toegegeven, dat
het gemeentepersoneel meer plichten heeft dan de
andere burgers. De door den heer Disselkoen naar
voren gebrachte bezwaren, zijn daar niet gemaakt.
Spreker wijst er nog op, dat bij het werken in con-
tinubedrijf de salarieering er op gebaseerd is, dat dit
werk op extra tijden gebeurt. Spreker acht het niet
juist, om alles wat in Amsterdam wordt gedaan, op
Heemstede toe te passen.
De heer Van der Erf zegt, in antwoord op den
aanval van den heer Disselkoen, dat hij het jammer
vindt, dat in het betoog van den heer Disselkoen een
miskenning ligt van den hulpvaardigen geest van het
gemeentepersoneel. Spreker meent het boven iederen
twijfel verheven, dat het personeel zich niet disponibel
zou stellen voor het redden van gewonde personen.
De heer Kromhout blijft van meening dat het mo-
gelijk is, dat er personen zijn die gewetensbezwaren
tegen het deelnemen aan luchtbeschermingsoefeningen
e.d. kunnen hebben. Spreker dient daarom de na-
volgende voorstellen in: