45 30 Maart 1939. Art. 21. Deze regeling wordt aangegaan met ingang van 1 Juli 1939 en geldt tot en met 31 December 1943. Zij wordt telkens geacht te zijn verlengd voor den duur van vijf jaar. Indien een gemeente de deelneming na afloop van den geldigheidsduur wenscht te beëindigen. moet deze daarvan tenminste één jaar voor dien afloop kennis- geven aan de gemeente Haarlem. In dat geval doet de gemeente Haarlem ten minste 6 maanden voor den af- loop van den geldigheidsduur aan de overige toegetre- den gemeenten een voorstel tot opheffing, tot wijziging of tot ongewijzigde voortzetting der regeling. Art. 22. Indien tot opheffing van de gemeenschappelijke regeling wordt overgegaan, komen de daaruit voort" vloeiende kosten van wachtgeld ten laste van de tot aan het tijdstip der opheffing deelnemende gemeenten, naar verhouding van de bijdragen, die bij voortzetting der regeling krachtens het bepaalde in artikel 16 zou- den moeten worden betaald. Art. 23. Indien tengevolge van het beëindigen van de deei- nemmg door één of meer gemeenten, personeel moet worden ontslagen, zonder dat de gemeenschappelijke regeling wordt opgeheven, komen de daaruit voort- vloeiende kosten van wachtgeld voor een evenredig deel, op den voet van het bepaalde in artikel 22 ten laste van de niet meer deelnemende gemeente. Art. 24. De Raad der gemeente Haarlem is gemachtigd tot tusschentijdsche wijziging van deze regeling over te gaan, indien en voor zoover over deze wijziging over- eenstemming is bereikt tusschen een aantal der toege- treden gemeenten waarvan het gezamenlijk aantal inwoners ten minste 75 bedraagt van het totaal aantal inwoners van alle tot deze regeling toegetreden gemeen- ten gezamenlijk. Art. 25. Voor de uitvoering van art. 137 der gemeentewet,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1939 | | pagina 19