27 April 1939.
169
een wijziging van het Uitbreidingsplan kan worden
overgegaan. Met één instantie is spreker klaar, met de
andere echter nog niet. Dat de bespreking van de
nota van Burgemeester en Wethouders daardoor is
uitgesteld, vindt spreker niet erg, omdat de zaak niet
wordt benadeeld. Hij kan zich vereenigen met het door
den Voorzitter aan den heer Disselkoen geschrevene.
De heer Rijkes vraagt of nog advies van een in-
stantie moet binnenkomen.
De heer Dr. Droog, Wethouder, antwoordt, dat met
een instantie, waar zeker rekening mee moet worden
gehouden,nog overeenstemming moetworden verkregen.
De Voorzitter veronderstelt, dat dit onderwerp mis-
schien in de komende tusschentijdsche vergadering kan
worden behandeld.
De heer Dr. Droog, Wethouder, hoopt het, maar
acht dit nog niet zeker.
De heer Disselkoen wil den heer Rijkes de illusie
ontnemen, dat behandeling van dit vraagstuk niet mo-
gelijk zou zijn. Dat de behandeling van den bouw van
een zeker aantal woningen nu niet mogelijk zou zijn,
wil spreker aanvaarden. Maar daar gaat het niet over.
Het gaat hier over de behandeling van het volledige
vraagstuk van den woningbouw. Een bepaald onderdeel
raakt het vraagstuk in zijn algemeenheid niet. Van
spreker is dan ook geen voorstel te verwachten om
over te gaan tot den bouw van een aantal arbeiders-
woningen, doch om het vraagstuk in zijn algemeenheid
te bespreken.
School voor Openbaar Voorbereidend Onderwijs.
De heer Disselkoen wijst er op, dat bij de behan-
deling van de begrooting voor 1939 een voorstel is
aangenomen, om per 1 September 1939 openbaar voor-
bereidend onderwijs in te voeren. Tot September res-
teeren echter nog maar enkele maanden, waarom spreker
gaarne van Burgemeester en Wethouders zou vernemen,
wat zij omtrent deze zaak kunnen mededeelen.
De Voorzitter antwoordt, dat Burgemeester en Wet-
houders zich zeer spoedig hebben bezig gehouden met
het zoeken van een voor dit doel geschikt terrein. Dit
is echter niet gemakkelijk, omdat een dergelijk terrein