62
Sli kheîd'lf'ÏH" T Ve"i8"eld'
MeSjdTberîddeninge" d0°r dC" hCC' V»n
25 Mei 1939.
UITVOERING BIOSCOOPWET.
AAN DEN RAAD.
Näar aanleiding van het door den heer Mr. C von
Meyenfeldt bi) schrijven van 5 Mei j.l. ingediend voor-
nin?°tp 0nsColle§e u,t te noodigen, alvorens vergun-
s ellinïpn f" °m het °Penbaar bioscoopvoor-
stellingen te ondernemen, ontwerpen van gemeenteliike
verordemngen in te dienen: enteiijke
entr7epHeprleH e?Chen V3n veil|g,ieid' gezondheid
n zedeikheidwaaraan de plaats, waar de voor-
stellingen gegeven zullen worden, behoort te
voldoen;
b. betreffende voorschriften die bij het verleenen
van vergunningen moeten worden in acht ee-
genomen, g
hebben wij de eer U het volgende mede te deelen.
Volgens art. 3, 2e lid der Bioscoopwet wordt een
vergunning voor het ondernemen in het openbaar van
w^ HP"V°0rS gen §eweigerd indien de plaats
waar de voorstellingen zullen worden gegeven niet
voldoet aan de bij verordening gestelde of, bij gebreke
daarvan, door Burgemeester en Wethouders redelijker-
zeaenjkheid. Art. 4 der Bioscoopwet geeft voorts aan
lifke ^ledk'p aad h" bevoegdheid om, onder Konink-
J e goedkeuring, bij verordening te bepalen, dat ver-
gunningen, als bedoeld in art. 1 van die wet slechts
me înachtneming van de in de verordening gestelde
voorschriften zullen worden verleend. ges>te'oe
In verband met de voorgenomen plannen om te
ÏpT."/°'h Ïk S,iCh,.ln« van "ioscoop i„ deze
gemeente, hebben wij reeds eenigen tijd geleden over-
ogen de vraag of er aanleiding bestaat tot het vast-
Wij' zijn van oordeel, dat de vaststelling van een
wert°rnfet,n?s 3lS bfd0h,d i" art' 3' 26 lid der Bioscofpf
rro u L bevelen, omdat ons College vol-
gens hctzelfde artikel, bevoegd is de noodige eischen
Stellen" W'I achten het zelfs beter, dat geen veror-