186 25 Mei 1939. ten geschieden door nog deskundiger personen, die zich dan rekenschap moeten geven of die zeer deskundige menschen het fout hebben gedaan. Spreker vraagt, wat of de heer Mr. von Meyenfeldt zich op dit punt voor- stelt. Menschen die van dit werk kennis hebben, zullen uiteraard in deze gemeente beperkt zijn. Het is boven- dien een onaangename taak om te voorkotnen, dat iets, dat op een of ander ongelegen moment aan de aan- dacht van de Centrale Commissie is ontsnapt, wordt vertoond. Bij invoering van nakeuring kan het gebeuren, dat in de eene gemeente een film niet en in een andere gemeente wel vertoond kan worden. Daardoor gaat men terug naar den toestand, die bestond voor de in- werkingtreding van de Bioscoopwet, terwijl er, aldus spreker, nu eenheid van beoordeeling is over het ge- heele land. De heer Meeuwenoord is de bedoeling van den heer Mr. von Meyenfeldt niet duidelijk, omdat uit de door den heer Mr. von Meyenfeldt gevraagde verordeningen niet blijkt, dat het zijn bedoeling is, dat er een Com- missie voor nakeuring komt. Spreker is van meening, dat als de heer Mr. von Meyenfeldt de commissie, be- doeld in art. 18 der Bioscoopwet wenscht, deze er van zelf komt. De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders op het voorstel van den heer Mr. von Meyenfeldt reeds een schriftelijke toelichting gegeven hebben. Spreker meent, dat de heer Kromhout met zijn visie op art. 3, 2° der Bioscoopwet, den spijker op den kop slaat. Voor de eischen van veiligheid enz. aan de bioscoopzaal te stellen, wordt afgegaan op het technisch advies van de politie. Burgemeester en Wethouders kunnen dus aan de hand daarvan, deze zaak best zeif afdoen. Den heer Voors wil spreker er op wijzen, dat bepaal- de films niet worden afgekeurd, doch siechts niet goed- gekeurde passages worden weggelaten. Deze omvat- tende arbeid eischt veel moeite en kosten, terwijl het heel moeilijk zal zijn, daarvoor geschikte personen te vinden. Bovendien heeft de Burgemeester bij artikel 19 der Bioscoopwet de bevoegdheid om films te verbieden, aan wien men het wel kan toevertrouwen. Van het uit- oefenen van een dergelijke bevoegdheid merkt niemand iets en wordt veel narigheid voorkomen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1939 | | pagina 14