234
29 Juni 1939.
Audretsch, Rijkes, van Unen, Mr. von Meyenfeldt, Voors,
de Tello en Wethouder Jhr. van de Poll.
IV. Vergoeding Art. 100 L. O. Wet 1920
over het jaar 1938.
Het voorstel met ontwerp-besluit is opgenomen in
de gedrukte stukken onder volgno.
64. Vergoeding art. 100 L.O. Wet 1920 over 1938.
Het ontwerp-besluit wordt zonder beraadslaging en
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
V. Aanvrage gelden Bosch en Hovenschool.
Het ontwerp-besluit is opgenomen in de gedrukte
stukken onder volgno.
65. Aanvrage gelden Bosch en Hovenschool.
De heer Rijkes zegt dat het bedrag, dat met deze
aanvrage gemoeid is, niet uit de stukken blijkt. Spreker
verzoekt de kosten voortaan in het raadsbesluit op te
nemen.
De Voorzitter antwoordt, dat hij deze toezegging niet
kan doen. Het is de gebruikelijke weg, dat nadat een
dergelijk besluit genomen is, Burgemeester en Wet-
houders daarna omtrent de aanschaffing van het be-
noodigde, met de aanvragers tot overeenstemming
komen.
De heer Rijkes merkt op, dat dit besluit dus neerkomt
op een blanco crediet.
De Voorzitter zegt, dat reeds meer is opgemerkt, dat
het budgetrecht van den Raad, bij het nemen van een
besluit als het onderwerpelijke, in de lager onderwijs-
wet wordt aangetast. Het komt inderdaad neer op een
blanco crediet. De Raad heeft nu eenmaal alleen de be-
slissing over de rechtmatigheid van een aanvrage. Het
te besteden bedrag wordt vastgesteld na onderhande-
lingen van de aanvragers met Burgemeester en Wet-
houders.
De heer Rijkes is van meening, dat, nu het object al