28 Juli 1939.
267
Bezwaar echter om het eerst het woord te voeren,
heeft hij ook niet. Spreker wijst er op, dat 4 jaar ge-
leden dit onderwerp ook reeds door hem ter sprake
is gebracht, zoodat er, althans wat hem betreft, geen
sprake kan zijn van iets dat in de laatste maanden is op-
gekomen. Dat het toen niet tot een voorstel is gekomen,
kwam alleen daardoor, dat toen het College van Bur-
gemeester en Wethouders en het bleek uit de dis-
cussies ook de meerderheid van den Raad, er niet
voldoende voor voelden, zoodat een eventueel voorstel
geen resultaat zou hebben opgeleverd en daarom
achterwege bleef.
In het feit dat thans hetzelfde College er zich geheel
mee kan vereenigen en 9 raadsleden het mede hebben
onderteekend, ziet hij het bewijs dat het een zeer ge-
wenscht voorstel is, waard om aangenomen te worden.
De Voorzitter merkt op, dat het gewoonte is dat
men den eersten onderteekenaar noemt en volstaat
met het vermelden van het aantal mede-onderteeke-
naars. Zoo ook zijn b.v. de adressen van den heer
Jonckbloedt en van den heer Van den Berg, die he-
denavond behandeld zijn, vermeld.
De heer Disselkoen zegt, dat hij als één van de
zeer weinige raadsleden, die niet het voorrecht deel-
achtig zijn van te behooren tot de menigte onder-
teekenaren van dit voorstel, er wel een enkel woord
over wil zeggen en er een verklaring over wil af-
leggen.
Er is in de laatste jaren, aldus spreker, ook door
mijn fractie meermalen geklaagd over een gebrek aan
stuwkracht van het College van Burgemeester en Wet-
houders. Veel zaken bleven, ook naar onze meening,
te lang slepende, en het is zeker mogelijk dat uitbrei-
ding van het College kan medewerken tot een forscher
en steviger aanvatten van de vraagstukken die aan de
orde zijn, of aan de orde behoorden te zijn.
Wanneer de uitbreiding van het College deze be-
doeling zou hebben, dan kan zij stellig beschouwd
worden als een algemeen gemeentebelang. Maar dan
zou het zoowel op Gedeputeerde Staten die dit be-
sluit zullen moeten beoordeelen en moeten goedkeu-
ren, als op de bevolking van onze gemeente, een
goeden indruk hebben gemaakt, wanneer het niet door
negen, maar door alle dertien raadsleden zou zijn ge-