28 Juli 1939.
249
Nu komt, aldus spreker, evenwel alsnog een voorstel
om de plaats, waar het gebouw zal worden gesticht,
te wijzigen en weer het terrein naast Openbare Werken
daarvoor te bestemmen. Als het alleen een kwestie
van de plaats van het te stichten gebouw betrof, dan
was dit iets waar over te beraadslagen zou zijn. Met
deze andere plaats komt er echter een wijziging in
den opzet van het gebouw, o.a. vervallen van de kano-
bergplaats, waardoor ook tot op zekere hoogte wijzi-
ging komt in de exploitatiecijfers. Spreker vraagt zich
af, of het daarom nu wel aangaat om vanavond daar
over een besluit te nemen, zonder dat de Volksbond
uitspraak heeft gedaan of hij kans ziet een sluitende
exploitatie te krijgen. Spreker vraagt of de Volksbond
zich met deze plaats kan vereenigen, omdat hij niet
graag iemand iets op zou dringen wat hij nietbegeert.
De Voorzitter antwoordt, dat eerst vandaag het
gewijzigde voorstel van Burgemeester en Wethouders
aan den Raad is toegezonden. Vandaag is er dan ook
geen contact met den Volksbond meer geweest. Bij
de voorlaatste conferentie met den Volksbond is echter
al een plan besproken, waarbij het gebouw naast
Openbare Werken werd geprojecteerd. Dit plan werd
toen door den Volksbond als goed aangemerkt. Bur-
gemeester en Wethouders hebben daar de conclusie
uit getrokken, dat de nu gekozen plaats door den
Volksbond ook geschikt wordt geacht.
De heer Van Unen vraagt, waarom er dan toch in
het eerste voorstel van Burgemeester en Wethouders
van afgeweken was.
De Voorzitter antwoordt, dat toen een plan was
ontworpen waarvan de opzet te groot was. Nadien
werd bekend, dat geen bioscoop in het gebouw kon
worden geëxploiteerd. Het gebouw kon daardoor be-
langrijk kleiner worden, waarom Burgemeester en Wet-
houders toen meenden, dat het terrein aan de Jac. van
Campenstraat weer geschikt was- Spreker kan echter
wel verklaren, dat de Volksbond met het terrein naast
Openbare Werken accoord gaat. De kanobergplaats
werd in het gebouw opgenomen, omdat er op het
terrein aan de Zandvaart nu eenmaal gelegenheid toe
was.
De heer Van Unen is van meening dat, als de ka-