324
19 October 1939.
stuk i.c. het concept-contract, waarover toen van ge-
dachten gewisseld is.
Vervolgens heeft Wethouder van Unen medegedeeld,
aldus spreker, dat naar een door hem opgezette be-
rekening over een 25-jarig tijdvak, de gemeente een
jaarlijksche winst heeft van f 11.174.—. Spreker acht
het onnoodig te zeggen, dat de calculatie van den
Wethouder staande de vergadering niet te beoordeelen
was, zoodat derhalve voorloopig werd uitgegaan van
de juistheid van deze berekening. Zaterdagavond ont-
ving spreker deze berekening en Maandagmorgen heeft
hij zich naar het gemeentehuis begeven voor de jaar-
verslagen van het gasbedrijf. Spreker constateert, dat
spoedwerk inspanning vereischt en brengt daarom een
woord van dank aan het College van Burgemeester en
Wethouders en aan den betrokken Wethouder voor de
snelheid van handelen. Bij snelverkeer is het oppassen,
v.n.l. wanneer het de opheffing van een gemeentelijk
bedrijf betreft, waarmede, behalve winst, ook veriies en
tal van andere kwesties gemoeid zijn. De waarheid
van het spreekwoord „Haastige spoed is zelden goed",
past spreker uitsluitend op zichzelf toe en omdat hij
de geschiedenis niet heeft meegemaakt, welke hem
eerst sedert Maandag j.l. uit de stukken is gebleken,
kan hij zich eerst thans veroorloven het volgende op
te merken.
De Financieele Commissie, waarvan de heer Van Unen
voorzitter was, adviseerde op 27 Februari 1939 deze be-
langrijkeaangelegenheid van deagenda vandevergadering
van 2 Maart af tevoeren. Dezelifde redenen welke toen-
maals de Financieele Commissie had om niet over één
nacht ijs te gaan, bestaan ook thans voor spreker. Het gaat
z.i. niet aan om zoogenaamd met het mes op de keel
zaken te doen. Het geheel vereischt meer aandacht dan
een deel van de kwestie. De voortzetting of stopzetting
van het bedrijf met alles wat ermede verband houdt,
beschouwt spreker als het geheel en de eventueele jaar-
lijksche winst bij stopzetting is voor hem een deel
der kwestie. In het verleden heeft het College van
Burgemeester en Wethouders volgens spreker geschre-
ven, dat het niets liever wenscht, dan den Raad zoo
volledig mogelijk voor te lichten over deze inderdaad
belangrijke aangelegenheid.
In de nota van Burgemeester en Wethouders van
12 April 1939 staat letterlijk: „Met den Directeur zijn