20 November 1939.
berekeningen ten grondslag lagen. Als na vaststelling
van het raadsbesluit, deze motieven en berekeningen
aan Qedeputeerde Staten zouden zijn medegedeeld, dan
twijfelt spreker er niet aan, of het besluit zou door Ge-
deputeerde Staten anders gewaardeerd zijn geworden.
Dan was de brief zeker niet geschreven geworden.
Spreker meent, dat dit wel aan Gedeputeerde Staten
had kunnen worden aangetoond. De notulen der ver-
gadering zijn hun echter niet gezonden, blijkende uit
het feit, dat de brief van Gedeputeerde Staten eerder
is ontvangen, dan de notulen zijn verschenen. Alvorens
bereid te zijn om het eigen besluit in te trekken, dienen
volgens spreker, Burgemeester en Wethouders de ino-
tieven van de raadsmeerderheid aan Gedeputeerde Sta-
ten te berichten en te verzoeken hun brief in te trekken
en alsnog ten spoedigste toestemming te geven, dat het
verleende crediet wordt besteed. Er moeten dan z.i. al
heel ernstige motieven voor Gedeputeerde Staten aan-
wezig zijn, orn dit besluit tegen te houden, Er mag toch
verlangd worden, dat het hooger gezag medewerkt, dat
men in de gelegenheid is, om binnen korten termijn het
bedrijf op peil te brengen. Spreker verzoekt Burgemees-
ter en Wethouders dan ook dringend, om zich tot Ge-
deputeerde Staten te wenden met een uitvoerige uiteen-
zetting van de motieven, die tot het nemen van het
besluit hebben geleid en met nadruk te verzöeken om
alsnog de geprojecteerde werken te mogen uitvoeren.
De heer Mr. C. von Meyenfeldt zegt, zich bij het lezen
en overwegen van den brief van Gedeputeerde Staten,
volkomen te kunnen begrijpen, dat degenen, die op 19
October zich tegen het contract met Haarlem hebben
verklaard, thans niet zullen zeggen: op grond van de
cijfers in dezen brief van Gedeputeerde Staten genoemd,
verklaren wij vanavond, dat wij vöôr dat contract zijn.
Spreker was wel vöôr dat contract, maar hij wil wel
verklaren, dat er geen enkele reden bestaat om de ziens-
wijze der toenmalige tegenstanders als een zaak zonder
gewicht terzijde te stellen. Het spijt spreker dan ook,
dat aan de toen door de meerderheid van den Raad
genoemde punten geen aandacht wordt geschonken.
Maar als dit nu wordt vooropgesteld, dan moeten we
toch ook aan den anderen kant bedenken, dat 't College
van Gedeputeerde Staten toch wel degelijk zal hebben
begrepen, dat de meerderheid van den Raad met eer-