20 November 1939. 377 groot deel van Heemstede geamputeerd ten behoeve van Haarlem. In 1932 hebben hoogere colleges een enorm, aan onze gemeente toekomend bedrag aan schadeloos- stellingen, aan Haarlem laten behouden. Nu schijnt het, dat men ons bloeiend en zeer rendabele gasbedrijf aan Haarlemsche belangen wil opofferen. De geschiedenis herhaalt zich en niet alleen de goede dingen, maar ook de kwade blijken driemaal voor te komen. Maar in één opzicht herhaalt de geschiedenis zich helaas niet. En in 1927 ên in 1932 waren het College van Burgemeester en Wethouders en den Raad één van gevoelen. Nu ech- ter helaas niet. Spreker kan slechts hopen, dat zoo dadelijk bij de stemming, alle leden weer eendrachtig zullen zijn, orn deze nieuwe amputatie ten bate van Haarlem te voorkomen. Dat dit ten bate van Haarlem is, rnoet volgens spreker nu maar eens duidelijk gezegd worden. Want in alle toonaarden, van vriendelijk en wel- willend, tot zeer onvriendelijk en zeer onwelwillend toe, is aan de voorstanders van het behoud der Heemsteed- sche gasfabriek voorgehouden, dat zij de zaken breeder moeten bekijken, dat zij niet alleen het plaatselijk, maar ook het algemeen belang moeten dienen en dat concen- tratie van de gasproductie zulk 'n belang is. Spreker laat een oordeel over deze concentratie in 't nridden, omdat dat alles hier niet in 't geding is. Het zou in het geding kunnen zijn, wanneer wij onze eigen fabriek zouden verkiezen boven een streekfabriek. Als Haarlem zou zeggen, dat Heemstede haar fabriek kan sluiten om- dat Haarlem haar fabriek inbrengt in een nieuw te vor- men lichaam, dat heel Zuid-Kennemerland van gas voorziet en waaraan alle betrokken gemeenten deel hebben aan de zeggenschap en de winsten enz., dan eerst is de kwestie van concentratie aan de orde. Zoo- lang dat niet aan de orde is, aanvaardt spreker niet, dat het Haarlemsch belang synoniem zou zijn met het algemeen belang. Spreker is dan ook nog onverzwakt van meening, dat het belang van Heemstede voorschrijft, dat de gasfabriek in stand wordt gehouden en hij is niet bereid aan het verzoek van Gedeputeerde Staten ge- hoor te geven. De heer Mr. Bakhuizen van den Brink zegt, dat, indien men van hem verwacht, dat hij zich even ver van den beganen grond zal verheffen, evenzeer de feiten uit het öog verliezen, en even veel waarde hechten aan gevoels-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1939 | | pagina 23