378
20 November 1939.
argumenten, als sommige sprekers vôör hem gedaan
hebben, men telêurgesteld zal worden. Naar sprekers
meening is deze zaak zeer opgeschroefd, ver boven haar
werkelijke beteekenis. Spreker kan de zaak niet anders
zien dan als een zakelijke aangelegenheid, die men
nuchter moet bezien.
Spreker zal niet in herhaling treden van wat hij op
19 October ten gunste van het voorstel van Burgemees-
ter en Wethouders heeft betoogd. Hij wil slechts rele^
veeren de toen door henr gegeven kenschetsing van
de positie, namelijk, dat er ten deze door Haarlem en
Heemstede tezamen een oeconomisch voordeel behaald
kan worden, en dat, nu in het contract dit voordeel op
redelijke wijze tusschen Haarlem en Heemstede is ver-
deeld, dit contract moet worden aanvaard.
Hetgeen er nä 19 October is geschied, heeft in spre-
kers standpunt geen wijziging kunnen brengen.
Evenals Dr. Mulder heeft ook spreker thans de ont-
brekende stukken ontvangen. Hierdoor is sprekers,
eerste zienswijze volkomen bevestigd. Hij heeft in deze
stukken niet kunnen vinden, dat Burgemeester en Wet-
houders een omzwaai zouden hebben gemaakt. Er blijkt
echter wel een logische gedachtengang van Burgemees-
ter en Wethouders uit, waarom zij eerst niet, doch Iater
wel voor een contract met Haarlem voelden. Spreker
meent, dat het tegenwoordige ontwerp een goed voor-
stel is, dat moet worden geaccepteerd.
De cijfers door Burgemeester en Wethouders gegeven
zijn niet weerlegd. Wel heeft spreker in het Haarleni's
Dagblad een artikel gelezen van de hand van den heer
Kamerbeek, waarin het door Burgemeester en Wethou-
ders becijferde voordeel onjuist werd genoemd. De on-
juistheid van de becijfering van den heer Kamerbeek
is echter komen vast te staan. De heer Kamerbeek heeft
echter nagelaten wat zijn plicht was, n.I. zijn openbaar
gemaakte cijfers hier in het openbaar in te trekken.
Door deze cijfers is de aannemelijkheid van het voorstel
niet verminderd.
Intusschen, aldus spreker, is er echter een belangrijke
nieuwe factor in het geding gekomen, n.l. de brief van
Gedeputeerde Staten.
Spreker deelt niet het oordeel van Dr. Mulder, dat
Burgemeester en Wethouders aan dien brief een eigen
brief of toelichting hadden moeten toevoegen. Het is z.i.
juist een bewiis van de groote objectiviteit van Burge-