28 November 1939.
405
overeenkomst inzake de levering van electrischen
stroom ter goedkeuring gezonden. Hierop werd door
Gedeputeerde Staten geantwoord, dat deze overeen-
komst niet is te beschouwen als een gemeenschappe-
lijke regeling bedoeld in artikel 129 der Gemeentewet
en dat dit raadsbesluit dus niet aan de goedkeuring
van het College was onderworpen. Spreker ziet daar-
om ook geen reden, dat nu het leveringscontract van
gas door Haarlem, aan de goedkeuring van Gedepu-
teerde Staten is onderworpen. Het vraagstuk van het
gasdebiet kan dus geen onderwerp zijn van goedkeu-
ring door Gedeputeerde Staten. Dat zij dat toch doen,
kan slechts tot gevolg hebben, dat, als de Raad tegen
het besluit van Gedeputeerde Staten opponeert, hij in
zijn beroep sterk zal staan. De zaak is niet zoo, dat
Gedeputeerde Staten zich mogen mengen in of aan-
wijzingen mogen geven over leveringscontracten. Spre-
ker noemt het onjuist. dat Gedeputeerde Staten zich
in deze tijden rechten aanmatigen, die uitsluitend aan
raadsleden toekomen.
Spreker wijst verder op de voorkomende jurispru-
dentie in de Gemeentewet, waaruit hij eenige voor-
beelden zal aanhalen. waaruit z.i. blijkt, dat Gedepu-
teerde Staten ten onrechte hun goedkeuring aan het
besluit van den Raad hebben onthouden.
Het K. B. van 5 November 1929 luidt:
„Gedeputeerde Staten mogen aan een gemeentebe-
grooting hun goedkeuring niet onthouden op grond
van verschil van meening met het gemeentebestuur
over een uitgave waartoe geen wet de gemeente ver-
plicht en welke betreft de huishouding der gemeente,
waaromtrent het oordeel allereerst aan den gemeente-
raad staat, terwijl uit een oogpunt van financieel be-
leid tegen de begrooting geen bezwaar bestaat; in
zoodanig geval inag niet dan om zeer dringende rede-
nen goedkeuring aan de begrooting worden onthouden".
Spreker stelt vast, dat op grond van het financieel
beleid van de gemeente, geen bezwaar tegen de be-
grootingswijziging kan worden gemaakt. Het financieel
beleid der gemeente is sedert jaren door Gedeputeerde
Staten onderschreven. Als argument hiervoor haalt
spreker aan, dat in vorige jaren nog beduidende kapi-
talen, met goedkeuring van Gedeputeerde Staten, in
de gasfabriek zijn belegd. Spreker acht het dan ook
van belang, dat men zich in den Haag een oordeel