28 November 1939.
de noodige maatregelen te treffen en gaat over tot de
orde van den dag.
De heer Mr. von Meyenfeldt verklaart deze motie
te steunen.
De heer Mr. Bakhuizen van den Brink zegt, wel
met het denkbeeld in te stemmen, doch niet met de
motie.
De Voorzitter vindt het voorbarig nu reeds deze
motie in behandeling te nemen, aangezien hij daarvan
weinig resultaat verwacht.
De heer Van der Erf heeft niet de bedoeling veel
over dit onderwerp te spreken, omdat deze kwestie
reeds in de lengte en de breedte is uiteengezet. Spre-
ker wil alleen vaststellen, dat de houding van Qede-
puteerde Staten onbegrijpelijk is. Immers aan Haarlem
wordt aanstonds toegestaan wat aan Heemstede nu
wordt geweigerd. Uit deze houding van Gedeputeerde
Staten blijkt wei, hoe weinig Gedeputeerde Staten met
de autonomie van de gemeenten op hebben. Er die-
nen dan ook middelen beraamd te worden, om aan
de autonomie van de gemeente vast te houden. Als
concentratie en centralisatie, zooals Gedeputeerde
Staten schrijven, de middelen moeten zijn om de zieke
maatschappij te genezen, dan ziet spreker in de ge-
neesmiddelen, die Gedeputeerde Staten toepassen,
slechts een middel om de kwaai te verergeren. Als
het antwoord van Burgemeester en Wethouders voor
hem niet bevredigend is, dan zal hij zijn stem uit-
brengen, zooals hij den vorigen keer gedaan heeft.
De motie van den heer Voors noenit spreker een
vreemde methode. Spreker adviseert deze nu niet in
stemming te brengen, omdat dit de discussie zou
afsnijden.
De heer Disselkoen zegt, dat nu de Raad zich voor
de derde maal moet bezig houden met de gaskwestie,
het z.i. niet noodig is, daarover uitvoerige beschou-
wingen te houden. Spreker is van meening, dat wie
a zegt, ook b moet zeggen. Wie daarenboven twee-
maal zegt dat hij prijs stelt op het behoud van de
gasfabriek, moet dan ook trachten om deze zienswijze
te bekrachtigen. Ook spreker is van meening, dat de
Raad bij de Kroon in beroep dient te gaan. Spreker
noemt het standpunt van den heer Voors, dat de ge-