412
28 November 1939.
kundig is, zal spreker bevestigen, dat voortzetting van
het productiebedrijf de eerste jaren profijtelijker is.
Toch zeggen Qedeputeerde Staten, dat al aanstonds
voordeel voor de gemeente zal ontstaan. Hieruit blijkt
kennelijk, dat Gedeputeerde Staten onvoliedig zijn in-
gelicht, hetgeen spreker nog meer reden geeft, om bij
de Kroon in beroep te gaan. Spreker meent, dat er
minstens 99.99 kans bestaat, dat de Kroon het raads-
besluit alsnog zal goedkeuren. Niet Burgemeester en
Wethouders beslissen, doch de Kroon.
De heer Rijkes wil nog een kort woord zeggen over
de houding van Gedeputeerde Staten. Na de laatste
raadsvergadering hebben Gedeputeerde Staten reeds
twee dagen later een besluit genomen. Zij hebben
het niet noodig geoordeeld, de in deze vergadering
vastgestelde notulen, te raadplegen, laat staan die van
de vergadering van 19 October 1939. In deze ernstige
aangelegenheid hebben Gedeputeerde Staten het niet
noodig gevonden, om zelfstandig een objectief onder-
zoek in te stellen. Daar zou spreker respect voor heb-
ben gehad. Nu hebben zij een besluit genomen, waar-
voor Burgemeester en Wethouders de copy hebben
gegeven. Indien het besluit gemotiveerd was aan de
hand van berekeningen, dan was er tenminste een
symptoom van ernst geweest. In de gegeven omstan-
digheden was het, volgens spreker, van Gedeputeerde
Staten plicht geweest, om een Commissie samen te
stellen, die deze zaak grondig kon onderzoeken, vooral
in verband met het feit, dat de stemmenverhouding
87 was. Dat deze zaak door Gedeputeerde Staten
en bagatelle behandeld is, ontstemt spreker.
De heer Dr. Mulder zegt, den brief van Gedepu-
teerde Staten aan Burgemeester en Wethouders, d.d.
8 November 1939, waarin zij, op grond van de ge-
tallen 2.96, bij levering door Haarlem, en 3.22, bij
levering door de Heemsteedsche fabriek, aan Burge-
meester en Wethouders met nadruk in overweging
geven, te bevorderen, dat de raadsbesluiten in verband
met de gaslevering worden ingetrokken en alsnog het
voorstel van Haarlem wordt aangenomen, in de vorige
vergadering, voor het College van Burgemeester en
Wethouders en den Raad, een beleediging genoemd
te hebben. Burgemeester en Wethouders, in het bij-
zonder Wethouder Van Unen en de ambtenaren, had-