428
28 November 1939.
De heer Rijkes wijst er op, dat het zijn bedoeling is,
dat de Commissie uitmaakt wat beter is, de fabriek te
verbeteren of een contract met Haarlem aan te gaan.
De Raad zou dan moeten beloven, dat hij zich bij de
beslissing van de Commissie neerlegt.
De heer Van Unen, Wethouder, merkt op, dat dan de
figuur kan ontstaan, dat als tot verbetering van de
fabriek wordt besloten en de Raad zich daarbij neer-
legt, van Gedeputeerde Staten toch geen goedkeuring
van de benoodigde begrootingswijzigingen kan worden
verkregen.
Op een vraag van den Voorzitter deelen de heeren
Dr. Mulder en Kamerbeek mede, dat zij het voorstel
van den heer Rijkes steunen.
De Voorzitter vindt dit een vreemden gang van
zaken. De raadsleden zijn toch geen kinderen. Zij weten
toch wel waar zij over beslist hebben? Moet er, vraagt
spreker, nu een commissie komen om te controleeren,
wat de Wethouder met Haarlem heeft besproken?
De heer Van Unen, Wethouder, wil veronderstellen,
dat de Raad het voorstel van den heer Rijkes aanneemt.
Als de Commissie dan tot de conclusie zou komen,
dat het beter is, met de eigen gasproductie door te gaan,
dan zou dat geen oplossing zijn, omdat voor het bou-
wen van de gasovens geen crediet kan worden verkre-
gen, terwijl als de Commissie een ander gascontract
maakt, dit geen enkel practisch gevolg zou hebben,
omdat een gascontract nu eenmaal in overleg met de
andere partij, in dit geval Haarlem, moet worden op-
gemaakt.
De heer De Tello zegt, dat als het een zuivere tech-
nische kwestie betrof, het zin had om een commissie
van deskundigen te benoemen. Dat de zaak in dit
stadium is komen te verkeeren, zit hem, volgens spre-
ker, in de houding van Gedeputeerde Staten. Men moet
nu echter niet gaan denken, dat Gedeputeerde Staten
voor een commissie van deskundigen uit den weg zullen
gaan.
De- Wethouder, aldus spreker, dringt in deze zaak
op spoed aan en noemt de spoedigste oplossing het
aangaan van een contract met Haarlem. Had de Wet-
houder dît contract niet achter zich, dan zou ook hij