28 November 1939. 433
vorm hebben verklaard.
In het tweede geval, dus dat de Kroon den Raad in
het gelijk stelt, vraagt spreker zich af, of Heemstede
daarmede dan gebaat zal zijn. Wêl indien dit besluit
binnen enkele dagen zou afkomen, maar allen weten,
dat de weg naar Den Haag een lange weg is en dat het
maanden kan duren voor de beslissing valt. Voorts stelt
spreker de vraag, of dan nog voor het begroote bedrag
de verbouwing tot stand kan komen. Dit is een vraag,
die z.i. moeilijk te beantwoorden is. Wel is bekend en
dat met zekerheid, dat de gasvoorziening voor den
winter 1940-'41 niet gedekt is. Als spreker goed is in-
gelicht, dan is de toestand van de in gebruik zijnde
ovens zoodanig, dat gerust van een ruïne kan gespro-
ken worden, waarvan alleen niet bekend is of zij neiging
zal vertoonen om in te zakken of in de lucht te vliegen.
Met deze dingen voor oogen, is spreker van meening,
dat Heemstede, als het beroep gewonnen wordt, daar-
mede slechts verlies zal kunnen noteeren.
Bij deze veranderde omstandigheden, zal spreker
zich niet meer tegen het voorstel van Burgemeester en
Wethouders verzetten, maar zal hij, zij het niet con
amore, zijn stem daarvoor uitbrengen. Spreker meende
deze opmerkingen te moeten maken om zijn bekeering
te motiveeren.
De Voorzitter brengt vervolgens in stemming het
voorstel van den heer de Tello e.a. om van het besluit
van Gedeputeerde Staten bij de Kroon in beroep te
gaan.
Dit voorstel wordt verworpen met 78 stemmen.
Vöör het voorstel stemden de heeren de Tello, Dis-
selkoen, Dr. Mulder, Rijkes, van der Erf, van der Linden
en Kamerbeek.
Tegen het voorstel stemden de heeren Mr. Bakhuizen
van den Brink, Mr. Stomps, van Lent, Mr. von Meyen-
feldt, Voors en de Wethouders Jhr. van de Poll, van
Unen en Jonckbloedt.
De heer Disselkoen zegt, dat na het genomen besluit
dus vast staat, dat de noodzakelijke vernieuwingen aan
de gasfabriek niet zullen tot stand komen. Hij zal dan
ook nu zijn stem aan het contract met Haarlem geven.