28 November 1939.
401
de leeftijdsgrens van de mannelijke ingezetenen waarvan
een register moet worden aangelegd, terug te brengen
van 59 op 49 jaar. Waar de werkzaamheden, die in
beide gemeenten moeten worden verricht, wel'tzelfde
zullen zijn, ziet spreker geen noodzaak, dat Heemstede
de leeftijdsgrens tot 60 jaar handhaaft.
De heer Van der Linden is het inzake de leeftijds-
grens met den heer Disselkoen eens. Daarnaast vraagt
hij, of niet een aantal personen, zooals geestelijken,
religieusen, ziekenverplegers, van de persoonlijke dien-
sten vrijgesteld kunnen worden. Verder wijst spreker
er op, dat in artikel 7 der verordening de vergoeding
voor verrichtte werkzaamheden wordt vastgesteld op
basis van het werkverschaffingsloon. Als men uit zijn
werkzaamheden wordt geroepen en daardoor minder
gaat verdienen, dan is dat volgens spreker niet juist.
Zijns inziens is het juister, indien als basis voor het
loon het plaatselijk collectief arbeidscontract wordt
aangenomen, zooals ook wel in andere gemeenten is
gebeurd.
De Voorzitter gelooft, dat deze verordening zoo is
opgezet, om een uniforme regeling te hebben. Uit de
verordening blijkt, dat men voor het verrichten van
persoonlijke diensten kan worden opgeroepen voor
hulp bij diverse werkzaamheden. Spreker bestrijdt, dat
men boven den leeflijd van 50 jaar niet in staat zou
zijn tot die werkzaamheden. Hij kan zich indenken, dat
in die tijden waarvoor de verordening gehanteerd rnoet
worden, veel van de burgerij geëischt zal worden. Dan
zal men niet erg kieskeurig kunnen zijn met het aan-
wijzen van personen.
Bij doorlezing der verordening blijkt, dat behalve
de militaire autoriteiten ook de Burgemeester de be-
voegdheid heeft om, namens de inilitaire autoriteiten,
bevelen tot het verrichten van werkzaamheden te geven.
Het spreekt vanzelf, dat de Burgemeester niet iernand
zal oproepen die niet in staat is om te werken. Bo-
vendien kunnen degenen, die een verklaring van twee
geneeskundigen overleggen, dat zij ongeschikt zijn om
te werken, worden vrijgesteld. Bij aankondiging van
toepassing der verordening ziet spreker al de stroomen
brieven van hen die zich ongeschikt achten. Spreker
hoopt echter, dat dit niet het geval zal zijn, doch dat
de burgerij integendeel voor haar plicht zal klaar