98
28 November 1939.
het billijk is, dat alle medewerkende gemeenten als ge-
lijkgerechtigden worden aangemerkt. Nu nadrukkelijk
blijkt uit het verslag van de laatste besprekingen op
13 Juni 1939 ter provinciale griffie, dat dit niet de be-
doeling is, adviseeren wij U van de gelegenheid ge-
bruik te maken om bezwaren in te brengen tegen de
vaststelling van dit streekplan.
kVij adviseeren U daarom aan Gedeputeerde Staten
het navolgende mede te deelen:
De Raad van Heemstede maakt van deze gelegenheid
gebruik om Uw College bij deze zijn bezwaren te doen
kennen tegen de oplegging van de verplichting tot vast-
stelling van een streekplan ingevolge art. 46, 2e lid der
Woningwet.
De Raad stelt voorop. dat zich nimmer zoodanige
vraagstukken met aangrenzende gemeenten hebben
voorgedaan, dat de totstandkoming van een streekplan
door Heemstede als een dringende noodzakelijkheid
werd gevoeld. Integendeel meent hij er wel op te mogen
wijzen, dat bij den bestaanden gang van zaken de be-
langen van de buurt-gemeenschap evenzeer werden
gediend, mede onder toezicht van de Vaste Commissie
voor Uitbreidingsplannen. Mitsdien is er voor deze ge-
meente nimmer reden geweest om zich met een verzoek
tot Uw College te richten terzake van het vaststellen
van een streekplan.
De Raad meent, dat het dan ook onjuist is daaruit
den onwil van de gemeente te construeeren tot mede-
werking aan de tot standkoming van een streekplan.
Den wil tot medewerking hebben Burgemeester en
Wethouders meermalen te kennen gegeven.
In het door U aangehaalde geval is door Uw College
reeds het vraagstuk der stemmenverhouding in het ge-
ding gebracht. Waarom het niet wenschelijk werd ge-
oordeeld de gemeenten als gelijkgerechtigden aan de
beraadslagingen te doen deelnemen is niet verklaard.
Het wil hem voorkomen, dat het overleg. dat tusscheii
de genoemde gemeenten heeft plaats gehad, buiten-
wettelijk is voorbereid. Den Raad heeft nooit een
verzoek bereikt, nôch van Gedeputeerde Staten nôch
van één of meer gemeenten, om medewerking te ver-
leenen aan de vaststelling van een streekplan.
De Raad moet er dan ook ernstig bezwaar tegen
maken, dat hieruit de conclusie getrokken wordt, als