22 Februari 1940.
61
een brug een klein bedrag is, doch vreest toch bevor-
dering der werkloosheid als men zoo doorgaat.
De heer Dr. Mulder komt bij het aanhooren van
de diverse discussies in den raad tot de merkwaardige
conclusîe, dat men tenslotte altijd naar een bepaalde
vooropgezette meening besluit; spreker zou willen zeg-
gen: met een zekere instinctieve motiveering. Verder
heeft hij geconstateerd, dat er pessimisten en optimisten
zijn, maar al wil hij niet ontkennen, dat verstandelijke
redeneeringen groote waarde hebben en al wil hij ook
evenmin bestrijden, dat de heer van Unen een groote
dosis gezond verstand bezit, toch moet men altijd reke-
nen met wat de heer de Tello indertijd zoo juist noemde,
de „imponderabilia", die net zoo goed gunstig als on-
gunstig kunnen uitvallen. En spreker staat aan de zijde
van hen, die redeneeren: „Die nîet waagt, die niet wint",
„Nee heb je al" en ,/t Zal wel gaan", welke laatste
zegswijze hern 30 iaren lang geholpen heeft bij zijn
artspraktijk.
Spreker vraagt wat of de reserves, die nu bestaan,
het volgend jaar nog voor waarde zullen hebben en her-
innert daarbij aan het Duitschland van na 19141918,
waar de prijzen destijds met den dag wisselden en men
een groote koffer met geld noodig had om een paar
boodschappen te doen. Dan wil spreker maar lîever op-
maken wat er is en zorgen tegen den tijd, dat er weer
behoefte aan bestaat weer wat reserve te hebben. Nîets
is, volgens hem, alleen zwart of alleen wit en zoo is ook
„Het een en het ander" de juiste politiek volgens hem.
Spreker is er dan ook voôr om de reserves op te maken
en toch de belastingeu te verhoogen. In dit ondenkbaar
of onuitvoerbaar, dan heeft spreker toch in elk geva? de
votdoening zijn meening gezegd te hebben.
De heer Kamerbeek zal niet doorgaan met zoo te
dokteren als door den heer Dr. Mulder is gedaan. Het
door den Wethouder aan den heer Rijkes gegeven ant-
woord, aldus spreker, was pijnlijk van zakelijkheid e»
degelijkheid. Het voorstel van den grijzen heer Rijkes,
hoe vaderlijk ook bedoeld, is door den blonden Wet-
houtler niet moederlijk beantwoord. De heer Rijkes is
hiermede als het ware afgeslacht. De motiveering van
den Wethouder was van dien aard, dat de heer Rijkes
ondanks zijn beste bedoelingen, naar sprekers. beschei-
den meening, zijn voorstel niet zal kunnen handhaven.