22 Februari 1940.
69
iet Als het rapport van Burgemeester en Wethouders
komt, is dit echter nog mogelijk, aldus spreker, waar-
ke op de heer Vau Unen, Wethouder, antwoordt, dat dit
ook de logische gang van zaken is.
0_ De heer Voors wenscht bij deze begrooting de op-
merking te maken, dat tengevolge van de strenge vorst
op verschillende punten van de gemeente het bevrie-
zen van de leidingen veel hinder en last voor de be-
woners veroorzaakte, welke hinder en last niet beperkt
s— bleven tot het gemis der producten, maar zich uit-
:n strekten tot het beschikbaar stellen van stroom ter
m ontdooiing vau de leidingen, zelfs van die buiten de
huizen, wat veel kosten kon meebrengen. Naar spre-
ker's oordeel is het in deze gemeente absoluut niet
!n noodig, dat de leidingen bevriezen, mits de aanvoer-
t_ leidingen van gas en water maar op voldoende diepte
liggen en daarom zou spreker ook de vraag in over-
weging willen geven of het wel billijk is, dat de kos-
ten voor rekening der bewoners komen.
De heer Van Unen, Wethouder, wenscht ten eerste
n te constateeren, dat 1939/'40 een recordwinter was,
wat een zekere charme had, maar de schaduwzijde is,
dat er o. a. leidingen bevriezen. In de algemeenheid
te concludeeren, dat onze leidingen dus niet diep ge-
r noeg liggen, is volgens spreker zöö niet mogelijk,
5 doch hij zal het geval bespreken met den Directeur.
Vanzelfsprekend geschiedt de ontdooiing op de stroom-
leiding van het betrokken huis, doch inderdaad ge-
j schiedt dit ten behoeve van de bewoners ên ten be-
hoeve van de gemeente. Spreker zegt toe, te zullen
doen nagaan, bij welke huizen ontdooiing heeft piaats
gehad en of er reden is tot vergoeding.
t De heer Disselkoen vraagt, of, nu Burgemeester en
Wethouders verzekerd zijn van het behoud der re-
serves, de Wethouder het niet gewenscht acht de
f 29.000.reserve van het gasbedrijf over te brengen
op onvoorziene uitgaven.
De heer Van Unen, Wethouder, acht deze zuiver
administratieve manipulatie niet noodig, te meer niet,
waar deze reserve toch dit jaar misschien nog ge-
bruikt zal moeten worden.
De heer Disselkoen zegt, het met den Wethouder
eens te zijn, indien het werkelijk mogelijk is, dat ze
