22
28 Maart 1940.
ONTHEFFING VERPLICHTING TOT STICHTING
VAN EEN GYMNASIUM.
AAN DEN RAAD.
In artikel 6 van de hoogeronderwijswet is bepaald,
dat in elke gemeente, waar de bevolking twintig duizend
zielen te boven gaat, door het gemeentebestuur een
gymnasium wordt opgericht of naar de voorschriften
dezer wet ingericht en in stand gehouden. In dat ar-
tikel is voorts bepaald, dat, mocht in een gemeente
van boven twintig duizend zielen op bezoek van een
gymnasium weinig te rekenen zijn, zoodanige gemeente
dan door de Kroon van het voormelde voorschrift
vrijgesteld kan worden.
Het aantal inwoners dezer gemeente is sedert eeni-
gen tijd tot boven de twintig duizend gestegen, zoodat
daaruit zou voortvloeien, dat overgegaan zou moe-
ten worden tot de oprichting van een gemeentelijk
gymnasium.
Zooals U bekend is werd reeds jaren geleden met
de gemeente Haarlem eene overeenkomst aangegaan
betreffende de toelating van leerlingen uit onze ge-
meente o. m. op het gymnasium dier gemeente. Van
die overeenkomst is sedert de tot standkoming steeds
gebruik gemaakt. Het aantal leerlingen dat krachtens
de overeenkomst bedoeld gymnasium in Haarlem heeft
bezocht bedroeg over de afgeloopen 5 cursussen res-
pectievelijk 33, 34, 37, 40 en 39. Bij den aanvang van
den loopenden cursus bedroeg het aantal leerlingen
uit onze gemeente 35.
Het wil ons voorkomen, dat dit aantal niet van
dien aard is, dat dit de stichting van een eigen ge-
meentelijk gymnasium zou wettigen. Nu bovendien
door het bestaan van bedoelde overeenkomst voor de
betrokken leerlingen voldoende gelegenheid bestaat
om gymnasiaal onderwijs te volgen, bestaat daartoe
te minder aanleiding. Wij stellen U daarom voor van
de bij de wet geboden gelegenheid gebruik te maken
k