27 Juni 1940.
139
legenheid practisch bekeken te worden. Er zijn toe-
laatbare gevallen van dubbelbewoning, doch er zijn
ook andere. Burgemeester en Wethouders erkennen
blijkens een op de agenda voorkomend voorstel, dat
een soepele toepassing van de voorschriften inzake
gaslevering noodzakelijk is. Dit is een soepelheid ten
gunste van de grootere gasverbruikers. Spreker zou
nu gaarne willen, dat deze soepelheid ook werd be-
tracht ten aanzien van de kleine menschen, die belang
hebben bij dubbelbewoning. Als Burgemeester en
Wethouders dit doen, dan is spreker al tevreden.
De heer Van Unen, Wethouder, zegt, dat deze kwesiie
meer de Volkshuisvesting dan de gaslevering raakt.
Door het eigenaardige feit, dat hier de kwestie van
de tusschenmeters besproken is, zal spreker de diverse
sprekers beantwoorden.
Het vraagstuk „overdreven gemakkelijk zijn met het
plaatsen van tusschenmeters" aldus spreker, heefttwee
kanten. De eene kant raakt de zaak van de stimuleering
van het gasverbruik, de andere kant die van de volks-
huisvesting. Hier ligt al dadelijk de groote moeilijkheid.
Een naar de meening van Burgemeester en Wet-
houders verkeerde bedrijfspolitiek zou er toe kunnen
voeren, zooveel mogelijk tusschenmeters te plaatsen
om maar een grooter gasverbruik te krijgen, doch daar
zou direct het gevolg van zijn, een sterke stimuleering
van dubbelbewoning met alle nadeelige gevolgen van
dien op hygienisch en moreel gebied, gevolgen die
naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders
tegen het belang van een behoorlijke volkshuisvesting
ingaan en dus het algemeen gemeentebelang grooter
schade zou toebrengen dan eventueel een grooter gas-
verbruik voordeel zou geven. Dat grooter gasverbruik
is dan ook een motief van adressant, maar Burge-
meester en Wethouders denken niet uitsluitend in geld.
Met opzet gewaagde spreker in den aanvang van
„overdreven gemakkelijk" zijn, want normaal gemakkelijk
zijn Burgemeester en Wethouders, vooral in deze tijden,
zeer zeker. Zoodoende wordt dikwijls een tusschenmeter
toegestaan als een gezin van inan en vrouw, dat een
huis bewoont dat feitelijk niet voor dubbele bewoning
geschikt is, door omstandigheden gedwongen, een deel
der bovenverdieping wil verhuren aan een, wat dan
genoemd kan worden, onvolledig gezin, b.v. dame
alleen, moeder met zoon of dochter, e.d.