55
29 October 1940.
dienst, met een werkelijken diensttijd van 10
jaren of korter, gedurende 12 maanden de volle
bezoldiging, gedurende de daaropvolgende 12
maanden 2/3 gedeelten van zijne bezoldiging en
gedurende de daaropvolgende 12 maanden de
helrt van zijne bezoldiging;
b. voor zoover het betreft een ambtenaar in vasten
dienst, met een werkelijken diensttijd van meer
dan 10 jaren, gedurende 18 maanden 'de volle
bezoldiging, gedurende de daaropvolgende 18
maanden 2/3 gedeelten van zijne bezoldiging en
gedurende de daarop volgende 18 maanden de
helft van zijne bezoldiging;
c. voor zoover het betreft een ambtenaar in tijde-
ijken dienst met een werkelijken diensttijd van
10 jaren of korter, gedurende 6 maanden de
volle bezoldiging, gedurende de daaropvolgende
6 maanden 2/g gedeelten van zijne bezoldiging en
gedurende de daaropvolgende 6 maanden de
helft van zijne bezoldiging;
d. voor zoover het betreft een ambtenaar in tijde-
lijken dienst met een werkelijken diensttijd van
meer dan 10 jaren, gedurende 9 maanden de
volle bezoldiging, gedurende de daaropvolgende
9 maanden 2/3 gedeelten van zijne bezoldiging
en gedurende de daaropvolgende 9 maanden de
helft van zijne bezoldiging.
2. Na het verstrijken van den termijn, waarover
voor het laatst de helft der bezoldiging werd ge-
noten, kan de uitbetaling daarvan worden voort-
gezet.
Gedaan ter openbare raadsvergaderinq van den
29 October 1940.
De Secretaris
De Voorzitter,