56
29 October 1940.
dienst, met een werkelijken diensttijd van 10
jaren of korter, gedurende 52 weken het volle
loon, gedurende de daaropvolgende 52 weken
2/3 gedeelten van zijn loon, en gedurende de
daaropvolgende 52 weken de helft van zijn
loon;
b. voor zoover het betreft een werkman in vasten
dienst met een werkelijken diensttijd van meer
dan 10 jaren, gedurende 78 weken het volle
loon, gedurende de daaropvolgende 78 weken
2/3 gedeelten van zijn loon, en gedurende de
daaropvolgende 78 weken de helft van zijn loon;
c. voor zoover het betreft een voorloopig aange-
steld werkman, een los werkman met bewijs van
aanneming of een jeugdig werkman met bewijs
van aanneming met een werkelijken diensttijd
van 10 jaren of korter, gedurende 26 weken het
volle loon, gedurende de daaropvolgende 26
weken 2/s gedeelten van zijn loon en gedurende
de daarop volgende 26 weken de helft van zijn
loon;
d. voor zoover het betreft een voorloopig aange-
steld werkman, een los werkman met bewijs van
aanneming of een jeugdig werkman met bewijs
van aanneming met een werkelijken diensttijd
van meer dan 10 jaren, gedurende 39 weken het
volle loon, gedurende de daaropvolgende 39
weken 2/3 gedeelten van zijn loon en gedurende
de daaropvolgende 39 weken de helft van zijn
loon.
(2) Na het verstrijken van den termijn, waarover
voor het laatst de helft van het loon werd genoten,
kan de uitbetaling daarvan worden voortgezet.
Gedaan ter openbare raadsvergadering van den
29 October 1940.