190
29 October 1940.
De heer Rijkes vraagt, of dit schrijven bij de stukken
ter visie heeft gelegen, omdat hij het gisteren niet aan-
getroffen heeft.
De Voorzitter antwoordt, dat het schrijven eerst op
28 October is ingekomen.
De heer Rijkes verzoekt voorlezing van het stuk.
Na de voorlezing vraagt de Voorzitter of het nu dui-
delijk is.
De heer Rijkes zegt, dat als de Voorzitter zulke uit-
latingen doet, hij ook onaangenaam kan zijn. De Bur-
gemeester, aldus spreker, heeft wel de leiding in de
vergadering, maar de Raad de zeggenschap.
De Voorzitter merkt op, dat de heer Rijkes overdrijft.
Omdat spreker de zaak algemeen bekend veronder-
stelde, was hij van meening, dat de brief niet voorge-
lezen behoefde te worden. Spreker dacht, dat de heer
Rijkcs de zaak begreep, maar dat was blijkbaar niet
het geval.
Overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en
Wethouders, wordt het stuk bedoeld onder o, vervol-
gens voor kennisgeving aangenomen,
III. Verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid.
Het voorstel met ontwerp-besluit is opgenomen in
de gedrukte stukken onder volgno.:
50. Verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid.
De Voorzitter wijst er op, dat in de redactie van het
prae-advies een onduidelijkheid is geslopen. De laatste
zin van de derde alinea n.l., luidende: „Wij zijn vait
oordeel dat van laatstbedoelde aanbieding gebruik be-
hoort te worden gemaakt", kan voor de duidelijkheid
beter vervallen.
De heer Kamerbeek vraagt, of het gebruikelijk is,
om dcn naam van de Maatschappij waarbij de verzeke-
ring zal worden gesloten, niet in het raadsstuk te noe-
men, Indien dit zoo is, dan kan spreker zich daarmede
vereenigen. Mocht het niet gebruikelijk zijn, dan lijkt
het spreker goed, om den naam wel te vernemen om