29 October 1940.
196c
Brink, Mr. Stomps en Rijkes, te hebben ontvangen, om
de aanbieding van de ontwerp-herziening XlVa van het
uitbreidingsplan aan te houden. Spreker vraagt waarom
dit is.
De heer Mr. Bakhuizen van den Brink zegt, dat dit
verzoek verband houdt met de agenda voor de voigende
vergadering. De ontwerp- herziening XlVa beoogt, de
stichting van het nieuwe postkantoor mogelijk te maken.
Als deze stichting op die plaats doorgaat, dan zal het
Postkantoor na de samenvoeging van Heemstede-
Bennebroek, op een nog vreemdere plaats komen te
staan als reeds het geval is. Z.i. dient thans de mogelijk-
heid te worden opengehouden, om het Rijk eventueel
alsnog te bewegen, het postkantoor op een andere plaats
te stichten. Bovendien kan deze aanbieding wel wachten.
De Voorzitter antwoordt, dat in Bennebroek ook een
postkantoor is gevestigd, hetwelk nog nieuw is. Spre-
ker gelooft niet, dat door aanhouding van dit punt eenige
wijziging in de plannen ten aanzien van de stichting
van het postkantoor zal komen. De volgende week zal
men nog even ver zijn. Het postkantoor in Bennebroek
zal z.i. na eventueele samenvoeging der gemeenten, niet
worden opgeheven.
De heer Mr. Bakhuizen van den Brink acht het primair
om deze aangelegenheid voor onbepaalden tijd aan te
houden. Of het postkantoor in Bennebroek na eventueele
samenvoeging zal worden gehandhjafd, moet worden
afgewacht. Als het postkantoor aldaar niet blijft ge-
handhaafd, dan zal er een nog grooter wanverhouding
ten aanzien van de plaats van het postkantoor in Heem-
stede ontstaan. Aanhouding kan z.i. geen kwaad.
De heer Disselkoen is over de aanbieding van her-
ziening XlVa verbaasd. Volgens het gemeénteverslag
over 1939 wordt de stichting van het postkantoor meer
noordelijk in de gemeente, ongewenscht genoemd. Zoo
kort na de verschijning van dat verslag, komen Burge-
meester en Wethouders vrijwillig met een herziening
van het uitbreidingsplan om daardoor de stichting van
het postkantoor, op een ongewenschte plaats, mogelijk
te maken. Men staat hier echter niet tegenover een hoo-
ger gezag, doch men heeft hier te maken met de Ieiding
van een zelfstandig staatsbedrijf, waaraan de Raad niet
ondergeschikt is. Spreker vindt de handelwijze van