220
7 November 1940.
zeei belangrijke aangelegenheid, zoowel aan Burge-
meester en Wethouders als aan de Raadsleden heeft
ontbroken.
Echter de nota is verschenen en dient nu besproken
te worden.
De motieven, die het college gemeend heeft te moeten
aanvoeren om „tegen" de samenvoeging van beide ge-
meenten te zijn, zijn o.in. de volgende:
Burgemeester en Wethouders zeggen in hunne nota:
le. dat zij geen enkel nut en evenmin een algemeen
belang în deze samenvoeging zien. Geldt dat alleen voor
onze gemeente, vraagt spreker. Z.i. geldt dit zeer zeker
ook voor Bennebroek;
2e. dat Heemstede woonplaats geeft aan velen, die
hun werkkring elders hebben en aan velen, die 'hun
laatste Ievensjaren in een rustige omgeving willen
slijten. Maar dit is volgens spreker met de gemeente
Bennebroek eveneens het geval. Ook in die gemeente
wonen vele forensen.
3e. Aan Heemstede is de taak opgelegd om te voor-
zien în goede woongelegenheid voor hen, die nâ druk-
ken werktijd rust behoeven.
Inderdaad is dat, volgens spreker, ook het geval in
Bennebroek. Ook Bennebroek heeft die taak.
Op sprekers informatie ter bevoegder plaatse mocht
ij vernemen, dnt ook in Bennebroek vele gepension-
neerden wonen. In Bennebroek zijn dan ook zoo goed
a's geen leegstaande woningen. Door de bijzondere tijds-
omstandigheden is in Bennebroek, evenals elders, het
bouwen van woningen stopgezet moeten worden.
4e. Burgemeester en Wethouders noemen als een
bezwaar van deze samenvoeging, dat de gemeente Ben-
nebroek eene landelijke gemeente is. Dit is, aldus spre-
ker, niet juist gezien, althans hij verstaat onder een
landelijke gemeente geheel iets anders. Het karakter
dezer beide gemeenten acht spreker, zonder meer vol-
komen gelijk,
5e. Burgemeester en Wethouders hebben ervaren
dat de overgang van een plattelandsgemeente tot een
forensengemeente zoo belangrijk ingrijpt in de positie
van de oorspronkelijke bevolking, dat zij er voor terug-
schrikken om de aan hen voorgelegde plannen te
steunen.
Spreker herhaalt, dat Bennebroek geen plattelands-