7 November 1940.
225
van Heemstede en Bennebroek voor geen van beiden
noodig is. Heemstede is niet voornemens anderen te
laten ondervinden wat het zelf eenmaal heeft moeten
ondervinden, omdat het gestelde doel er niet door wordt
bereikt.
De heer Disselkoen zegt, dat waar hij tot de minder-
heid van de Financieele Commissie behoort, die zich
niet zonder meer met het advies van het college kan
vereenigen, niet te mogen nalaten met een enkel woord
zijn standpunt toe te lichten. Gelukkig is zijn meening
in het rapport van de Financieele Commissie zoo voor-
treffelijk samengevat; dat hij vrij kort kan zijn.
Spreker wil beginnen met zich zonder eenig voor-
behoud aan te sluiten bij het college van Burgemeester
en Wethouders en bij die leden, die eveneens betoogd
hebben, dat de motiveering van den Secretaris-Generaal
op Heemstede niet toepasselijk is. Noch Heemstede noch
Bennebroek zijn noodlijdend, zij zijn zelfs niet finan-
cieel zwak en er is geen enkele aanleiding in de ge-
meenten zelf te vinden, die zou moetert doen vreezen,
dat het er in de toekomst met deze beide gemeenten
minder goed zou gaan uitzien.
Het is voor een Raad, die bij alle verschil in geaard-
heid, toch in al zijn geledingen een voorzichtig financieei
beleid heeft helpen voeren, niet prettig zijn gemeente
in één adem te hooren noemen met dorpjes, die niet
meer op eigen beenen kunnen staan. En wat in deze
voor den Raäd geldt, geldt natuurlijk nog sterker voor
het college van Burgemeester en Wethouders, en het
sterkst natuurlijk voor den Wethouder van Financiën.
Nemen wij, aldus spreker, den brief van den Secre-
taris-Ge'neraal als uitgangspunt, dan is deze heele
samenvoeging van Heemstede en Bennebroek eenvou-
dig niet discutabel, daarover kan in onzen Raad geen
verschil van meening zijn.
Intusschen, al is dus de motiveering, waarmede deze
zaak aan de orde gesteld is, er volkomen naast, dat
behoeft ons niet te beletten, om het voorstel naar zijn
eigen draagwijdte zoo objectief mogelijk te bezien.
In het algemeen voelt spreker heel veel voor, wat
de Secretaris-Generaal noemt: het vormen van levens-
krachtiger eenheden.
Spreker gaat daarin niet zoover als de heer Kamer-
beek, die meent, dat „levenskrachtig" en „groot" syno-