13 Maart 1941
27
waaronder deze begrooting behandeld moet worden,
wel buitengewoon ongeschikt ziin om, zooals gebrui-
kelijk is, wenschen te lanceeren over dingen die in het
loopende jaar dienen te geschieden en opmerkingen
te maken over wat in het verleden had behooren te
geschieden.
Moeilijk en zorgelijk, aldus spreker, is het afgeloopen
begrootingsjaar geweest. Alleen het feit, dat Burge-
meester en Wethouders blijkbaar voor oogen heeft ge-
staan, dat de moeilijkheden er zijn om ze te overwin-
nen, zullen hen er toe gebracht hebben om gestadig
door te werken en de gemeentelijke huishouding zoo
goed mogelijk te doen functioneeren. Spreker sluit zich
dan ook aan bij de dankwoorden van den heer Rijkes
tot Burgemeester en Wethouders gericht.
Zonder op de cijfers van deze begrooting in te gaan,
komt het spreker toch goed voor enkele korte beschou-
wingen te houden over zaken, welke met deze begroo-
ting nauw verband houden.
Het leven, aldus spreker, gaat verder en vraagt van
de besturende lichamen acfiviteit. Men hoort tegen-
woordig van ,,opbouw". lnderdaad zal er moeten wor-
den gebouwd en wel aan een nieuwe maatschappij. Nu
de oude maatschappij dreigt ineen te storten, mede om-
dat de hechte peilers daarvan, n.l. Rechtvaardigheid en
Naastenliefde, vaak ontbraken, nu zullen wellicht de
oogen opengaan van hen, die meenden op minder vaste
peilers de maatschappij te kunnen opbouwen. Laten
wij allen, elk op zijn plaafs, trachten mede te werken
aan een betere maatschappij, indien ze er zijn, de be-
staande fouten verbeteren en de meest schrijnende ver-
schillen wegwerken, dan kunnen wij wellicht later
terugziende, zeggen, dat uit veel kwaads het goede ge-
boren is. Indien het bestaande kwaad bestendigd wordt,
dan is volgens spreker geen goede maatschappij denk-
baar.
Spreker noodigt Burgemeester en Wethouders uit om
nu reeds plannen te beramen, werken uit te denken en
nader uit te werken. Wellicht dat het rapport van de
commissie ad hoc voor het woningvraagstuk aanleiding
kan geven om Burgemeester en Wethouders te nopen
aan den woningbouw te beginnen.
Voorts denkt spreker in dit verband aan het bevor-
deren van vestiging van industrie. Spreker weet wel,