32
13 Maart 1941.
zullen kunnen volhouden zonder verhooging is de
vraag.
Spreker acht het misschien nog mogelijk, dat de nog
bestaande kleine reserve zou kunnen dienen om de ver-
hooging nog eenigen tijd tegen te houden.
De heer Jonckbloedt, Wethouder zegt, na de uitvoe-
rige uiteenzetting van den heer Van Unen kort te
kunnen zijn.
De heer Rijkes, aldus spreker, heeft gevraagd of Bur-
gemeester en Wethouders de uitgifte van volkstuintjes
vvillen bevorderen. Spreker kan daarop antwoorden, dat
de beschikbaarstelling van volkstuintjes de ondubbel-
zinnige aandacht van Burgemeester en Wethouders
heeft gehad. Er zijn door de gemeente 61 volkstuintjes
uitgegeven ter totale oppervlakte van 2% H.A. Boven-
dien zijn er nog zeer veel volkstuinders, die hun grond
van particulieren huren. De animo voor volkstuintjes is
echter niet van dien aard, dat van een tekort kan worden
gesproken.
Voorts heeft de heer Rijkes de oprichting van een
centrale keuken bepieit. Het voorstel dat Buigemeester
en Wethoudcrs heden doen orn eten van Haarlem te be-
trekken, bewijst volgens spreker, dat deze materie de
volle aandacht van Burgemeester en Wethouders heeft.
Spreker is van meening, dat de heer Rijkes dit onder-
werp reeds in zijn plan'van bespreking had opgenomen
en dat niet zou hebben aangeroerd als hij had geweten,
dat Burgemeester en Wethouders met hun voorstel
waren gekomen.
Ten aanzien van den aandrang van den heer Rijkes
om met de nog loopende plannen van Openbare Werken
zoo spoedig mogelijk een begin te maken, merkt spreker
op, dat de heer Rijkes wel weet, dat als het aan Bur-
gemeester en Wethouders iigt, deze alles zullen doen
om de werkloosheid te beperken. Er zijn nu echter een-
maal moeiiijkheden met de materialen. Spreker kan dan
ook geen beloften doen. Spreker is zeer verheugd, dat
Burgemeester en Wethouders de mondelinge toezegging
hebben gekregen, dat zij met den bouw van de 12 hui-
zen voor ouden van dagen kunnen doorgaan. Het plan
zal alleen nog moeten worden omgewerkt.
Ook spreker is nieuwsgierig naar het rapport van
de commissie ad hoc voor het woningvraagstuk.
De heer Jhr. van de Poll, Wethouder, merkt op, dat