13 Maart 1941
21
De heer Rijkes vraagt of het geoorloofd is om alge-
meene beschouwingen te houden.
De Voorzitter antwoordt bevestigend.
De heer Rijkes zegt, dat toen de Raad verleden jaar
in de maand Februari de begrooting voor het dienst-
jaar 1940 behandelde en hij om eene sluitende begroo-
ting te verkrijgen, de belastingen heeft inoeten verhoo-
gen, immers het aantal opcenten op de Vermogens-
belasting is gebracht van 20 op 30 en die der Ge-
meentefondsbelasting van 35 op 45, niemand had
kunnen denken of vermoeden, dat de Raad op 't oogen-
blik voor de behandeling van eene begrooting zou
staan, waarvan de samenstellers zeer zeker met nog
veel meer moeilijkheden te kainpen zouden hebben, dan
bij de begrooting voor 1940 het geval is geweest.
Deze begrooting is volgens spreker, evenals de tijd
waarin wij leven, eene zeer bijzondere en men zou zich
ongetwijfeld kunnen afvragen of het eigenlijk nog wel
zin of eenig nut heeft, om over deze begrooting iets te
zeggen. Het zou naar sprekers inzicht toch ook niet
juist zijn, daarover nu maar geheel te zwijgen, omdat
nu eenmaal een begrooting, en wel speciaal deze be-
grooting, één der meest beteekenende onderdeelen in
het gemeentelijk bestuur is.
Ondanks de neiging tot centralisatie die men tegen-
woordig kan waarnemen, als bijv. de samenvoeging van
gemeenten, centrale arbeidsbemiddeling, waardoor de
commissie van toezicht op de arbeidsbemiddeling is
opgeheven, blijft spreker nog steeds gelooven aan de
zeer belangrijke plaats die deze gemeente, hoe ook
de toekomst zal worden, in het openbare leven zal blij-
ven innemen. Daarom zal het z.i. dan ook van zeer groot
belang zijn, dat Heemstede zich zelf zal moeten blijven
bedruipen, door eene sluitende begrooting, zonder
schokkende veranderingen ten nadeeîe van onze bur-
gerij, samen te stellen.
Deze voorgelegde begrooting 1941, aldus spreker,
is eene sluitende begrooting, zij het dan ook met behoud
van de verdwijnende gemeentefondsbelasting en hare
opcenten. Spreker begrijpt, dat Burgemeester en Wet-
houders in de gegeven omstandigheden niet anders
konden handelen. Ook aan hen was, bij de indiening
van deze begrooting niet bekend, wat voor onze ge-